10 JULI 2022
De barmhartige Samaritaan, dat is Jezus!
WIE kent die schone parabel niet uit het hoofd? Een priester komt langs, dan een leviet, maar het is de geminachte en verguisde Samaritaan die halt zal houden, hulp zal bieden, de man op bijna overdreven wijze zal helpen. Zijn bezorgdheid laat immers een ongewone, een verrassende liefde zien; Jezus heeft doelbewust die toewijding voor een onbekende buitensporig overdreven! Zoals elk oosters raadsel wekt deze parabel dus nieuwsgierigheid en zet aan tot overweging, op zoek naar een kostbare en mysterieuze waarheid.
Omdat ze vol van Christus waren, hadden de kerkvaders deze parabel duidelijk begrepen. En samen met hen moet men de Evangelies lezen die vervuld zijn van het mysterie van de Verlossing. Tot in de eenvoudigste beelden en verhalen is het Jezus die zich openbaart en optreedt; de grootsheid van zijn Majesteit en Voorbeeld geven de meest eenvoudige morele aansporingen en opmerkingen van menselijke wijsheid hun uitstraling.
De barmhartige Samaritaan? Maar dat is Hij, JEZUS! Heel de parabel laat, impliciet, het werk van de Verlossing zien, en ook die ongelofelijke vertrouwelijkheid van God tegenover een schuldig en moorddadig mensenras, slachtoffer van duivels en ten onder gegaan door de excessen van de eigen misdaden.
Als Jezus deze parabel vertelt, kunnen we niet anders dan Hem weerspiegeld zien in de man die uit een vreemd land (de Schoot van de Vader!) komt, als een reiziger in de streek van Jeruzalem waar hij onbekend is, misprezen en gehaat wordt! Komt hij toevallig naderbij of wordt hij gedreven door de mysterieuze taak die hem aan het hart ligt?
Daar is hij nu bij de man die gewond en beroofd in de greppel naast de weg ligt, terwijl de demonen grinnikend wegrennen met hun diefstal. Die «halfdode» man, zeggen de kerkvaders, is de door de erfzonde gewonde mensheid: het zijn de door Satan gevangen gehouden zielen die Hij, Jezus, is komen vrijkopen! Hij die gezegd heeft: «Bemint uw vijanden, doet goed voor wie u vervolgen», laat ons zo de afgrond zien die de liefde volgens de wereld scheidt van de christelijke naastenliefde. Deze laatste bestaat erin de zielen te redden, alle zielen, met inbegrip van de verst verwijderde of die welke ons het minst beminnenswaardig lijken. «Want als gij bemint die u beminnen, wat voor recht op loon hebt gij dan? Doen de tollenaars niet hetzelfde? En als gij alleen uw broeders groet, wat voor buitengewoons doet gij dan? Doen de heidenen dat ook niet? Weest dus volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is» (Mt 5, 43-48).
Onze barmhartige Samaritaan is Jezus, Hij die tegenover zijn zondig volk zo’n grote barmhartigheid en zo’n volmaakte liefde heeft betoond dat ze ons nog steeds ontroert als iets ondenkbaars bij de lezing van deze parabel, waarin Hij ons het voorbeeld heeft willen geven… Opdat ook wij zouden doen zoals Hij gedaan heeft: «Gaat dan en doet gij evenzo» (Lc 10, 37).
Dus de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan is ofwel dat, ofwel is het niets. De barmhartige Samaritaan, voor ieder mens die in deze wereld komt, is Jezus. «Maar dat wisten we al lang», zeggen jullie. Welnu, voeg er dan met dezelfde evangelist aan toe dat voor mij die nog steeds een door duivels geteisterde zondaar ben, deze barmhartige Samaritaan... mijn naaste buur is!
Jij vraagt wie je naaste is? Welnu, het is Degene die je net zo lief moet hebben als jezelf, en met dezelfde liefde vol eerbied en ontzagwekkende dankbaarheid waarmee je God liefhebt... ja, het is Jezus! Want Hij is het die jou het grootste goed heeft bezorgd dat niemand anders zal kunnen evenaren… En zeggen dat jij, zoals de Jood in de parabel, hier niet aan dacht, je er niet aan verwachtte! Hoewel je toch gedoopt bent, heb je misschien twintig, veertig jaar gewacht alvorens je armen naar Hem uit te strekken… Of door Hem gezuiverd, gevoed, in alles door Hem verlicht, heb je misschien nooit stilgestaan bij het onpeilbare mysterie van dat Hart, het Hart van God dat de mensen zozeer liefhad, mensen die slechts onverschilligheid en minachting, afstandelijkheid en stilzwijgen voor Hem over hadden!
Zo valt Jezus binnen in mijn leven: zoals de voorbijganger uit Samaria binnengedrongen is in het leven van een Jood die hem niet verwachtte en van wie hij er niet aan gedacht zou hebben zijn handen naar hem uit te steken en evenmin hem zijn hart te schenken…
Laten we de herinnering koesteren aan dat keerpunt op de weg van Jeruzalem naar Jericho en aan die onweerachtige zomeravond toen een onbekend, borstelig gelaat van een Samaritaan zich ontfermde over mijn ellende, mijn wonden, mijn schuimende witte mond, uitgedroogd van dorst, toen ik het verval van de dood reeds voor ogen zag… «Uit de diepte van de afgrond heb ik toen tot U, Heer, geroepen». En mocht ik nu, vanwege het levend water dat op mijn lippen is neergedaald, vanwege de H. Olie die over mijn wonden werd gegoten, vanwege die zeer liefdevolle Hand die me de wang streelde, vanwege die goede Stem en die sterke arm die me de berg optilden, vanwege dat Hart… met opgedroogde tranen Jezus herkennen als meer dan een broeder… onze echt goede Samaritaan!
Abbé Georges de Nantes
Uittreksels uit de Lettre à mes amis nr. 91 (augustus 1961)