31 JULI 2022

Onze toestand als verrezenen

«Als gij dan met Christus verrezen zijt, zoekt wat boven is, daar waar Christus zetelt aan de rechterhand Gods. Zint op het hemelse, niet op het aardse. Gij zijt immers gestorven en uw leven is nu met Christus verborgen in God. Christus is uw leven, en wanneer Hij verschijnt zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid.»

Wat is dit verborgen leven met Christus in God? En in welke zin zijn we al verrezen? Wat bedoelt Sint-Paulus? Laten we allereerst opmerken dat deze toestand van verrezene met Christus om zo te zeggen een absoluut noodzakelijke voorwaarde is. Sint-Paulus zegt hier niet: «Gij zijt met Christus verrezen, punt, dat is alles: verheugt u!» Maar hij zegt: «Als gij met Christus verrezen zijt»: er is dus een voorwaarde, en misschien een noodzakelijke voorwaarde, want hij voegt er niet alleen een wens aan toe, maar een raad, een bevel: deze verrijzenis moet worden verwezenlijkt door bepaalde persoonlijke en vrije maatregelen waarvan het belangrijk voor ons is ze te nemen.

«Zoekt wat boven is», zint op «het hemelse, niet op het aardse.» Deze verrijzenis staat al vast, maar ze is nog niet volledig en volmaakt; we moeten ons dus aan het werk zetten en als verrezenen leven!

In de Brief aan de Filippenzen (3,20) doet Sint-Paulus deze bewonderenswaardige uitspraak: «Ons vaderland is in de hemel, en uit de hemel verwachten wij onze verlosser, de Heer Jezus Christus.» Dat is het: we wachten nog steeds! Onze conversatie, ons gesprek, ons leven zijn in de Hemel waar Christus is… van wie we de terugkeer verwachten. En Paulus voegt eraan toe dat we stand moeten houden en onze verwachting en aandacht vestigen op het hemelse. «Beminde broeders, weest daar zoals ik, waakzaam, de wedloop vervolgend en reikhalzend naar hemelse dingen, met het oog op de Heer die in de hemelen is, die nog niet naar de aarde is teruggekeerd.» 

Ons gesprek of onze dialoog is in de Hemel; dit betekent dat onze ogen en harten altijd op de Hemel gericht moeten zijn. Christen zijn betekent dus de oppervlakkige beschouwing van wereldse dingen loslaten om Christus en alle dingen vanuit Hem te beschouwen, en Hem met dankbaarheid en vurigheid lief te hebben op grond van de genade die ons is geschonken. Het is, om zo te zeggen, alle dingen alleen lief te hebben in Hem, met Hem en zoals Hij... volgens Zijn Hart: liefhebben wat Hij liefheeft, zoals Hij ze liefheeft! Kortom, als wij in Christus zijn opgewekt, moeten wij ook in Christus binnengaan, in het mysterie van zijn Hart, in zijn gevoelens, in zijn tederheid, in zijn gedachten.

“Maar”, zal je me vragen, “waaruit bestaat dat binnengaan in Christus?” In een verborgen leven met Jezus in God, wat drie dingen omvat:

Het eerste hebben we al: het is het zaad van de verrijzenis, die nieuwe energie die, zoals Sint-Paulus zegt, het onderpand vormt van onze hergeboorte in Christus die in de Hemel is. Door het doopsel, door de sacramenten hebben wij die energie. En dus worden we door die genade gered, zijn we reeds verrezen!

Maar ten tweede vereist die energie een verwezenlijking die alleen maar vanuit onze wil kan komen. We moeten immers die energie zodanig benutten dat ze vrucht draagt, in plaats van ze onbenut te laten als vuilnis of in de schuren, in verband waarmee Jezus in het Evangelie de rentmeester als dwaas heeft bestempeld! Om dit te bereiken zal die verwezenlijking bestaan uit een geestvervoering waardoor we onszelf zullen bevrijden van de zintuiglijke wereld om binnen te treden en te vertoeven in een ander universum dat het Hart van Jezus is; in dit van liefde brandend vuur, geheel tot lofprijzing van de heerlijkheid van de Vader, ligt immers de liefde die de zondige mensheid redt.

Ten derde is dit «gesprek in de hemel», waarover Paulus spreekt, niets anders dan het gebed, dat een vertrouwd, intiem gesprek is, vol liefde en geloof, in één woord: een gesprek van hart tot Hart met Jezus Christus in God. 

Zo zal het gebed ons geleidelijk aan in staat stellen onszelf te overstijgen om werkelijk in Christus binnen te gaan, in de kennis van zijn mysterie, om te leven als verrezen mensen. Alleen wanneer wij in die universele liefde verkeren, op Hem geënt, aan Hem gehecht, zullen wij in staat zijn naar uiterlijke dingen te kijken en daar onze ware roeping te vinden. Alleen dan zullen wij niet alleen in staat zijn de rijkdom van Christus te aanschouwen, maar ook te leven als verrezen zielen en vol vertrouwen de Hemel tegemoet gaan.

Abbé Georges de Nantes
Uittreksels uit de retraite over «Le monastère idéal» (herfst 1965)