16 SEPTEMBER 2022

De parabel van de

onrechtvaardige rentmeester

MEN mag niet vergeten dat de parabels van het Evangelie, hoe eenvoudig, prozaïsch of zelfs aanstootgevend (zoals die van de ontrouwe rentmeester) ze ook zijn, door de mens geworden Zoon van God zijn bedacht om ons te leren hoe wij de aardse dingen moeten beheren met het oog op de Hemel. Tot hen die in de verleiding zouden komen om Hem te zien als een raadgever die ons komt leren hoe wij een vermogen van A tot Z goed kunnen beheren, antwoordt Jezus geërgerd: «“Wie heeft Mij aangesteld om uw rechter te zijn en uw geschillen te beslechten?” En hij voegde er aan toe: “Hoed u voor hebzucht, want zelfs te midden van overvloed is het leven van een mens niet verzekerd door zijn bezittingen.”»

Christus’ obsessie in veel parabels is om ons, die zinnelijk en aards zijn, te doen begrijpen wat het koninkrijk der Hemelen is... en hoe het van het grootste belang is, van de grootste wijsheid getuigt, ons er goed op voor te bereiden. Het leven hier op aarde is slechts een korte doortocht, dus moeten wij goed handelen naar Gods wil, opdat Christus ons op de dag des oordeels bij name zal noemen en ons onder de gezegenden van zijn Vader zal rekenen. De gelijkenis van de ontrouwe rentmeester, ogenschijnlijk zo onthutsend, geeft ons dus een bovennatuurlijke lering. Aan hen die een slechte start in het leven hebben gemaakt toont Christus, met een vleugje ironie, de weg om het goed te maken.

Jezus sprak verder tot zijn leerlingen: «Er was eens een rijk man die een rentmeester had, die bij hem werd aangeklaagd dat hij zijn bezit verkwistte. Hij riep hem dus en vroeg: “Wat hoor ik daar van u? Geef rekenschap van uw beheer, want gij kunt niet langer rentmeester blijven.”» Dus onze rentmeester laat zich terecht wegsturen als een dief en een leugenaar.

«Toen redeneerde de rentmeester bij zichzelf: “Wat zal ik doen, nu mijn heer mij het rentmeesterschap afneemt? Spitten? Daarvoor heb ik niet de kracht. Bedelen? Daarvoor schaam ik mij. Ik weet al wat ik ga doen, opdat zij mij na mijn ontslag als rentmeester in hun huis opnemen.” Hij ontbood de schuldenaars van zijn heer, een voor een, en zei tot de eerste: “Hoeveel zijt ge aan mijn meester schuldig?” Deze antwoordde: “Honderd vaten olie.” Maar hij zei: “Hier hebt ge uw schuldbekentenis; ga gauw zitten en schrijf: vijftig.” Daarop vroeg hij nog aan een tweede: “En hoeveel zijt gij schuldig?” Deze antwoordde: “Honderd maten tarwe”. Hij zei hem: “Hier hebt ge uw schuldbekentenis; schrijf: tachtig.” En zijn heer prees het in de onrechtvaardige rentmeester dat hij met overleg had gehandeld.»  En wij zijn natuurlijk verbaasd dat Jezus deze twee dieven, die elkaars medeplichtigen zijn, lijkt te bewonderen!

«Want de kinderen van deze wereld handelen onderling met meer overleg dan de kinderen van het licht.»

Jezus wil alleen maar aantonen dat mensen zich met al hun financiële berekeningen steeds uit de slag trekken. Maar Hij wil dat we er een bovennatuurlijke les uit trekken. Hij zou tot ons kunnen zeggen: «Jullie, kinderen van het Licht die weten wat het bestaan werkelijk is, denken jullie niet aan de dag waarop jullie Meester jullie ter verantwoording zal roepen? Jullie zouden er goed aan doen deze onrechtvaardige rentmeester na te volgen!» Maar hoe dan?

Dan spreekt Jezus voor de ganse wereld en tot aan het einde der tijden door het volgende te zeggen en te openbaren: «Welnu, Ik zeg u: maakt u vrienden door middel van de onrechtvaardige mammon, opdat, wanneer die u komt te ontvallen, zij u in de eeuwige tenten opnemen.»

Dit is het summum van deze gelijkenis, en de Kerk heeft dit zo goed begrepen dat zij nooit heeft opgehouden de rijken te vermanen door tot hen te zeggen: «Geld en zaken doen in deze wereld zijn gevaarlijk, er is een groot risico van oneerlijkheid aan verbonden! Al dat gedoe in uw ondernemingen zal plotseling worden onderbroken door de dood en u zal voor uw rechter verschijnen. Maar als u de armen met uw oneerlijk geld hebt geholpen, zullen zij voor u bemiddelen bij God, en ondanks uw vele zonden zult u op uw beurt worden opgenomen in de gemeenschap van de heiligen in de Hemel.»

Maar als zij geen christenen zijn geweest in het beheer van hun rijkdom en hun vertier, hoe kan Jezus hen dan als christenen behandelen en hun het eeuwige leven schenken?

En Sint-Lucas voegt daaraan toe: «De Farizeeën, belust op geld als zij waren, hoorden dit alles aan en lachten Hem uit. Hij sprak tot hen: “Bij de mensen doet gij uzelf als rechtvaardigen voor, maar God kent uw hart. Waar de mensen naar opzien, is in Gods ogen een gruwel. De Wet en de profeten golden tot Johannes de Doper; sindsdien wordt de Blijde Boodschap van het Rijk Gods verkondigd en iedereen tracht er met geweld binnen te komen.”»

Dit betekent: “Nu de Waarheid duidelijk wordt, weten jullie allemaal dat je je eeuwigheid in dit leven moet verdienen.” En dat betekent grote verzaking, grote onthechting. Men moet zichzelf geweld aandoen. Men moet zich niet vastklampen aan de aarde, of men zal het lot ondergaan van de slechte rijkaard. Men moet zich van dit alles losmaken en met de aardse goederen vrienden maken in de persoon van de armen, opdat in de wereld aan gene zijde deze zelfde armen, geheiligd en verheerlijkt, voor mij zullen bemiddelen op de dag van het oordeel over mijn ziel door God.

Beminde broeders, laten wij ons dus onderrichten door deze Galileeër die de Zoon van God is en wiens woorden een goddelijke diepgang en absolute waarheid bezitten.

Abbé Georges de Nantes
Uittreksels uit «Jésus nous parle en paraboles» (S 48)