28 AUGUSTUS 2022
Een les in nederigheid
IN het evangelie van deze zondag zien we hoe Jezus inspeelt op de situaties die zich voordoen. Met helder oog ziet Hij de tekortkomingen van de mensen en Hij verbetert ze, zonder echter veel resultaat te verwachten. Deze kleine gebreken hebben hun wortels immers in grote ondeugden.
Zo had Hij opgemerkt hoe iedereen elkaar verdrong om toch maar een goede plaats te krijgen aan tafel. Hij zei: «Wanneer ge ergens genodigd wordt, ga dan op de minste plaats aanliggen. Als degene die u heeft uitgenodigd dan komt, zal hij u zeggen: “Vriend, ga wat hogerop”. Zo zal u eer te beurt vallen.» Met andere woorden: de gastheer zal je naar je echte plaats brengen: de plaats die voor jou geschikt is, die hoger, edeler is dan de plaats die je had ingenomen. Dat heet nederigheid. Maar als je de voornaamste plaats uitkiest en de gastheer is verplicht je te zeggen: «“Sta uw plaats af aan iemand die voornamer is dan gij”, dan zoudt ge vol schaamte de minste plaats moeten innemen.»
Wat Jezus de Farizeeën in herinnering brengt, is in principe een gewone volkswijsheid en de deugd die mensen in staat stelt die wijsheid te beoefenen: «Wie zichzelf verheft zal vernederd, en wie zichzelf vernedert, zal verheven worden». Dit is een allereenvoudigst lesje. Sint-Jan hoort dit en houdt ons de hoogmoed van de Farizeeën voor, hun bekrompen oordeel en hun vergoddelijking van zichzelf. Dat maakt hen zo huichelachtig: ze houden koppig vast aan hun superioriteit. Dergelijke huichelarij is typisch voor mensen die geen volgelingen van Christus zijn, maar zijn rivalen. In hun overtuiging dat zij beter zijn dan Jezus zullen ze elkaar zozeer opjutten dat zij zich uiteindelijk zullen opwerpen als rechters over Hem en Hem ter dood veroordelen. Hem, God zelf! Het was de misdaad der misdaden, zoals er in de geschiedenis van de wereld geen andere geweest is!
«Wie zichzelf verheft, zal vernederd worden»: dit betekent dat wanneer wij onszelf door hoogmoed verheffen, God ons vernedert, ons onderuithaalt, ons breekt. Al die mensen die Jezus kruisigden en geen berouw toonden, waar zijn zij nu? Zij zijn «buiten in de duisternis», zoals Jezus zegt. Het Evangelie lees je niet vrijblijvend. De omstandigheden zijn tragisch, want zij bepalen onze eeuwigheid. Het is dan ook aangrijpend als je aan het einde van dit evangelie bedenkt dat deze Farizeeërs verdoemd zijn. Jezus zegt het immers uitdrukkelijk: Gods toorn blijft gericht tegen al deze mensen die tegen Hem, tegen het licht hebben gehandeld (Jo 9, 41)... Ja hoor, dat staat er werkelijk, in het Evangelie van die voortreffelijke Sint-Jan, de apostel van de liefde! Wie zich in zijn hoogmoed verzet tegen Christus, het geloof van Christus of zijn Kerk, is eeuwig verdoemd. Hoogmoed is zo gevaarlijk! Verheffen we ons? Laten we dan gewaarschuwd wezen: hierdoor zetten we onze eeuwige redding op het spel. Wij moeten altijd werken aan onze nederigheid, zelfs als (en misschien vooral als) wij onszelf als bescheiden en nederige mensen beschouwen.
Het zijn lessen van Jezus. Hij heeft het onderwezen aan de Farizeeën en aan de apostelen, waaronder de H. Petrus, die op de dag zelf dat Jezus hem als rots van de Kerk had aangesteld meende Hem de les te moeten spellen. «Achteruit, Satan!», was Jezus’ antwoord. Dit is een serieuze waarschuwing die Jezus publiekelijk aan het hoofd van zijn apostelen geeft. De berisping kan heilzaam zijn, als wij er lessen uit trekken. Laten we onthouden wat de Meester van het Huis ons leert: we moeten werken aan de nederigheid. We moeten ons vernederen. We moeten leren om vernederingen te aanvaarden als een zegen die ons weer op het rechte pad brengt. We moeten leren om zwijgend de laatste plaats in te nemen, leren om veel te dienen, leren leerling te zijn en geen arrogante meesters. En laat dan de dag komen waarop wij, door ons hier op aarde te hebben vernederd, van Onze-Lieve-Heer zullen mogen horen: «Mijn vriend, ga hogerop!». Dan zal Hij ons bij de arm nemen en leiden naar een schitterende troon in het Paradijs!
Abbé Georges de Nantes
Uittreksels uit de preek van 23 september 1990