2 FEBRUARI
De opdracht van Jezus in de Tempel
HET tafereel van de opdracht van het Kindje Jezus in de Tempel van Jeruzalem ziet er op het eerste zicht heel bescheiden uit. Niets lijkt Jozef en Maria te onderscheiden van gewone echtparen. De vrouwen gingen op naar de Tempel om ritueel gereinigd te worden, want volgens de wet van Mozes werden ze door de bevalling bezoedeld. De eerstgeboren zonen moesten ook aan God worden toegewijd als zijn eigendom en vervolgens van Hem worden vrijgekocht tegen de prijs van een plaatsvervangend offer.
Maar de Onbevlekte Maagd Maria hoefde niet gezuiverd te worden van welke bezoedeling dan ook! Sint-Lucas zegt overigens niets van die aard. Wat Jezus betreft, was er geen sprake van om een beest te offeren om Hem vrij te kopen, omdat het juist zijn hele roeping zou zijn om zijn Vader te dienen tot op het punt zijn eigen leven als zoenoffer te geven.
In feite – maar daar beginnen we aan te wennen – doet dit nederige tafereel de realiteit van het mysterie tekort. Op deze dag trekt de Messias naar Jeruzalem op als veroveraar. Het is de heiligheid van God die oprukt! Dit is een plechtig ogenblik, want Jezus’ intrede in de Tempel vervult een profetie van Malachias, die de Kerk ons op 2 februari, het feest van de opdracht van Jezus, doet zingen: «Plotseling zal dan de Heer in zijn heiligdom binnentreden, de Heer die gij zoekt. De levieten reinigt en loutert Hij, als goud en zilver. Dan zullen zij Jahweh weer hun offergaven brengen zoals dat betaamt» (Ml 3, 1-3).
Dat is ook wat Lucas suggereert: «Toen de tijd aanbrak waarop zij (de Joden) volgens de Wet van Mozes gereinigd moesten worden, brachten Jozef en Maria het Kind naar Jeruzalem om het aan de Heer op te dragen, volgens het voorschrift van de Wet des Heren: “Elke eerstgeborene van het mannelijke geslacht moet aan de Heer worden toegeheiligd”, en om volgens de bepaling van de Wet een offer te brengen, namelijk “een koppel tortels of twee jonge duiven”» (Lc 2, 22-24).
Maria ging niet naar de Tempel om zich te laten reinigen, maar om haar Kind te offeren, dat het voorwerp zou worden van een offer voor de zuivering van het joodse volk. En om zichzelf te offeren samen met Hem! Dus de twee duiven die voor hun ogen werden geofferd personifiëren zowel Jezus als Maria en kondigen hun offer op Golgotha aan.
En nu verschijnen twee oude mensen, twee profeten, die dit mysterie zullen verklaren. Lucas schildert bewonderenswaardige portretten van deze armen van Jahweh, ware heiligen die de volmaaktheid van het Oude Verbond verpersoonlijken en de voltooiing ervan door de erkenning van de Messias.
«Nu leefde er in Jeruzalem een zekere Simeon, een wetsgetrouw en vroom man, die Israëls vertroosting verwachtte; en de H. Geest rustte op hem.» In dit Evangelie van de Kindsheid waait de H. Geest als een storm en zien we Hem beurtelings over alle personages neerstorten!
«Hij had een godsspraak ontvangen van de H. Geest dat de dood hem niet zou treffen, voordat hij de Gezalfde des Heren zou hebben aanschouwd. Door de Geest gedreven was hij naar de Tempel gekomen. Toen de ouders het kind Jezus daar binnenbrachten, om aan Hem het voorschrift der Wet te vervullen, nam ook hij het Kind in zijn armen en verkondigde Gods lof.»
Verrassend genoeg is in deze scène geen priester aanwezig, alleen deze profeet: Lucas maakt ons duidelijk dat het oude priesterschap nu achterhaald is. De oude man Simeon heft zijn lofzang Nunc dimittis aan, die we nog altijd elke avond bij de completen zingen. Door hem heen flakkert in de zonsondergang van het Oude Testament een laatste licht op om Gods verlossing te vieren: de Jezus die hij in zijn armen houdt – het woord betekent hetzelfde – als een Licht dat alle volkeren verlicht. Het Oude Verbond bloeit open in de katholieke, dat wil zeggen de universele godsdienst.
Maar de zonsondergang kleurt rood... Want onmiddellijk na deze bewonderenswaardige dankzegging wendt Simeon zich tot Maria om haar een mysterie van dood en opstanding aan te kondigen: «Zie, dit kind is bestemd tot val of opstanding van velen in Israël, tot een teken dat weersproken wordt, opdat de gezindheid van vele harten openbaar moge worden; en uw eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord.»
In één zin wordt het hele Evangelie samengevat. We mediteren over de opdracht van het Kind Jezus in de Tempel als een vreugdevol mysterie van de rozenkrans, maar wat een verdriet! Vanaf die dag kende de Maagd Maria geen enkel ogenblik van rust meer op aarde. De gedachte aan de dood van haar Zoon verliet haar nooit meer en ze zou er zich mee verenigen als Medeverlosseres.
Vandaag, tweeduizend jaar later, is dit lijden nog altijd aan de gang en wordt het Onbevlekte Hart van Maria nog altijd doorboord, omdat God Onze Heer gruwelijk beledigd wordt door de ondankbare mensen. De pijn van Jezus en Maria is de steen des aanstoots voor onze verlossing: «Wie getroffen wordt door de wonde in het Hart van Maria, zal gered worden», verzekerde onze vader, abbé de Nantes, ons. «Wie de smarten van Maria veracht of negeert, zal veroordeeld worden.»
De profetes Anna, die op haar beurt verschijnt, lijkt het tafereel weer op te vrolijken. Ze prijst God en spreekt over het Kind tot alle vrome mensen van Jeruzalem, tot allen die wachtten op “de bevrijding”. Maar die vertaling in onze Bijbels is niet nauwkeurig; broeder Bruno legt uit dat het moet zijn: “de losprijs van Jeruzalem” (v. 38). De losprijs van Jeruzalem is het prachtige Kindje Jezus dat de Maagd Maria naar de Tempel draagt.
Dit is de eerste offerande, met het oog op het H. Kruisoffer dat in elk van onze missen wordt vernieuwd. Zuster Lucia vatte dit mysterie op een bewonderenswaardige manier samen: bij de opdracht van Jezus «waren de zuivere handen van Maria de eerste pateen waarop God de eerste hostie plaatste».
Broeder Guy van de Barmhartigheid
Uittreksels uit de conferentie:
Het evangelie van Jezus-Maria, IER, november 2023