9 FEBRUARI 2025
De zachtmoedigheid van Jezus
tegenover zijn eerste leerlingen
GEWOONLIJK lezen katholieken het Evangelie zonder er enig gevoel in terug te vinden. Men heeft me dikwijls voor de voeten geworpen: «Maar Eerwaarde, waar in het Evangelie ziet u de liefde van Jezus? U zegt dat Jezus zachtmoedig en nederig van Hart is, dat zijn Hart gezwollen is door een stroom van barmhartigheid waarvan Hij niet liever wil dan die te verspreiden: waar heeft u dat gezien?»
Overal! Maar dan moet men wel ogen hebben om te zien en oren om te horen. Het komt er op aan een compositie van de plaats te maken, zoals de H. Ignatius zegt, waarbij we al onze zintuigen aanwenden, de scène zien, de vriendelijkheid van Jezus’ woorden smaken; en plots is het alsof we ons van aangezicht tot Aangezicht tegenover Jezus bevinden. Dat is wat we gaan doen met het verhaal uit het Evangelie van de wonderbare visvangst. De meditatie over deze bladzijde van het Evangelie is bijzonder mooi. Ze doet ons de tederheid en zachtheid van Jezus te midden van zijn leerlingen ontdekken op het ogenblik dat de historische gebeurtenis van de wonderbare visvangst plaatsvindt.
We hebben allemaal ogenblikken gekend waarop we getroffen waren door de zachtmoedigheid van onze naaste. Men moet echter toegeven dat deze menselijke zachtmoedigheid meestal romantischer is dan echt weldoende, terwijl de zachtmoedigheid van Jezus of van Maria er steeds op gericht is ons verder vooruit te helpen in het werk van onze heiligmaking. We zullen het verhaal van de wonderbare visvangst lezen en ons in de plaats stellen van de apostelen, terwijl we toch een realistische kijk behouden op hun leven als vissers op het meer van Galilea.
Beelden we ons in wat de ontmoeting met de wonderlijke persoon die Jezus was voor hen betekende! Wat een schok, wat een verbazing! “Nooit heeft iemand gesproken zoals deze man”, zeiden de wachters van Jeruzalem. En wat te zeggen over de werken van Jezus voor hen, over zijn liefdevolle bekommernis voor hun arbeid, over de zachtheid van zijn indringende blik en over de mysterieuze woorden die Hij tot hen richtte als Hij hun de beloofde toekomst aankondigde? Vóór deze ontmoeting waren ze slechts arme vissers uit Galilea. En na deze ontmoeting worden ze geroepen om apostelen te worden van Christus, de Verlosser van de wereld...
«Toen Hij op een dag aan het meer van Gennesareth stond en de mensenmenigte zich rond Hem verdrong om het woord van God te horen, zag Hij twee boten bij het meer liggen. De vissers waren van boord gegaan en spoelden de netten. Hij stapte in een van die boten, die van Simon, en vroeg hem een eindje van het land weg te varen. Hij ging zitten en vanuit de boot gaf Hij de mensen onderricht.»
Deze mensenmenigte bevindt zich een beetje zoals in een amfitheater of een kleine inham en Jezus spreekt Simon aan om aan boord te gaan van zijn boot. Ze zijn beiden in de boot en Jezus spreekt, Simon luistert... Wat een schitterend tafereel! Jezus is zo dicht bij hem in zijn boot en Hij onderricht de mensenmenigte over de Zaligheden. Als Hij gedaan heeft met spreken zegt Jezus tot Simon: «Vaar nu naar diep water en gooi uw netten uit om vis te vangen.»
Dat is een suggestie van Jezus en geen bevel. Natuurlijk is Jezus voor Simon een intellectueel die niets afweet van visvangst. Nochtans bezit Hij een dusdanig gezag dat Hij zonder te dwingen Simon overtuigt om Hem te gehoorzamen: «“Meester, de hele nacht hebben we ons al afgetobd zonder iets te vangen. Maar als U het zegt, zal ik de netten uitwerpen.” Dat deden ze en ze vingen zo’n massa vis dat hun netten ervan scheurden. Daarom wenkten ze hun makkers in de andere boot om hen te komen helpen. Die kwamen en beide boten vulden ze tot zinkens toe.» Dat alles onder de ogen van de talrijke toeschouwers die zich rondom het meer bevonden.
Zo ging de Heilige Gods onder de mensen door.
Deze visvangst was voor hen een teken, maar een teken dat Jezus stelt met een stem vol zachtmoedigheid. Simon had zich gehaast om Jezus te gehoorzamen, op een onredelijke manier. Hij, als beroepsdeskundige, wist dat er midden op de dag geen school vissen was vermits hij de nacht had doorgebracht zonder iets te vangen. Het ging dus om een gebaar van vertrouwen van zijn kant en het wonder was zo schitterend dat allen begrepen dat Jezus een groot profeet was.
«Toen Simon-Petrus dat zag, viel hij voor Jezus op zijn knieën en riep uit: “Heer, ga weg van mij want ik ben een zondig mens!”» Op hetzelfde ogenblik deed Jezus hem een voorspelling die een oproep was om Hem te volgen: «Wees niet bang, voortaan zullen het mensen zijn die ge zult vangen.» Zijn leerlingen begrepen het en verlieten alles; het werd voor hen het begin van een grootse geschiedenis.
Dit tafereel van de wonderbare visvangst is voor hen de schat van hun leven geweest. Daarna kwamen de droevige en vreselijke momenten zoals de verloochening door Petrus. Na Jezus verloochend te hebben weende Petrus bitter. En wanneer hij Hem verrezen en levend terugvindt, vreest hij de verwijten van zijn goddelijke Meester. In het laatste hoofdstuk van het Evangelie van Sint-Jan ziet men dat Jezus hen die zo gelukkige momenten in Galilea doet herbeleven om hun te zeggen: Ik ben niets vergeten, Ik ben nog steeds dezelfde, steeds even hartelijk en ondanks je verraad, Petrus, zal mijn voorzegging werkelijkheid worden. Voortaan zullen jullie niet langer vissers van vissen zijn, maar vissers van mensen.
En zo zal de H. Petrus, die de les begrepen heeft en de H. Geest ontvangen heeft op de dag van Pinksteren, de grote zielenvangst beginnen die de pausen moeten verder zetten tot het einde van de wereld. Laten wij de herinnering bewaren aan de onbeschrijfelijke zachtmoedigheid van het Hart van Jezus en Maria.
Abbé Georges de Nantes
Uittreksels uit de homilieën van 19 juni 1983 en 27 februari 1999