12 januari 2025
Het doopsel van de Heiland
NADAT Johannes de Doper enkele maanden gepredikt heeft, verschijnt in de eerste dagen van januari van het jaar 29 de Heer Jezus om zich aan zijn Voorloper te openbaren:
«In die tijd kwam Jezus uit Galilea naar de Jordaan tot Johannes om zich door hem te laten dopen» (Mt 3, 13).
Sint-Marcus preciseert: «Jezus kwam uit Nazareth» (Mc 1,9). Dit herinnert ons aan het intieme samenleven van de Heer Jezus met de Maagd Maria, waaraan Hij zich nu ontrukt. Onze vader, abbé de Nantes, legde uit dat Jezus na de dood van Sint-Jozef aan zijn moeder moest bekendmaken: “Moeder, de tijd is voor Mij gekomen om te gaan; morgen vertrek Ik!” Dit was zo afgesproken sinds de terugvinding in de Tempel in Jeruzalem: Jezus moet de zaken van zijn Vader behartigen. En de Maagd Maria aanvaardt, ja verlangt de pijn van deze scheiding opdat de hele wereld Jezus zou kennen en van Hem zou houden zoals zij van Hem houdt.
Van nu af aan bestaat tussen hen het “geheim van een gemeenschappelijke onthechting” van elke uiting van hun Liefde (Brief aan mijn vrienden nr. 14). Maar onze vader heeft ons geleerd om altijd de volmaakte, voortdurende eenheid van hun zielen en hun allerheiligste Harten in gedachten te houden, een liefde die alleen maar groeide in tederheid en wederzijdse bewondering tijdens dertig jaar van samenleven.
«In die tijd kwam Jezus uit Galilea naar de Jordaan tot Johannes om zich door hem te laten dopen. Maar Johannes wilde Hem tegenhouden met de woorden: “Ik heb uw doopsel nodig en Gij komt tot mij?” Jezus antwoordde hem: “Laat nu maar; want zo past het ons alle gerechtigheid te vervullen.” Toen liet hij Hem toe. Nadat Jezus gedoopt was, steeg Hij terstond uit het water» (Mt 3, 13-16).
De eerste “openbare” daad van de Heer was het ondergaan van dit reinigingsritueel, net als de menigte Joden die naar de Doper kwam. Wat een mysterie!
Maar terwijl de anderen in de rivier «hun zonden beleden» om vergeving te krijgen (Mc 3, 1-6), steeg Jezus «terstond» uit het water, schrijft Mattheüs. Hij beleed geen enkele zonde. Hij «vervulde alle gerechtigheid» door vrijwillig de straf te ondergaan voor de zonden van hen die ze hadden beleden door dit doopsel te ontvangen. Als eerste daad van zijn openbare leven biedt Jezus zichzelf aan zijn Vader aan, om zijn roeping te vervullen zoals aangekondigd door de profeet Isaïas (53, 1-12): om te boeten voor de zonden van zijn volk, zijn zondige bruid, om haar te bekeren, te zuiveren en te heiligen. Door in dit water af te dalen en er meteen weer uit op te staan, kondigt Onze-Lieve-Heer zijn lijdensweg en verrijzenis aan: later zal Hij over zijn dood spreken als over een doopsel (Lc 12, 50).
«Nadat Jezus gedoopt was, steeg Hij terstond uit het water. En zie, daar ging de Hemel open en Hij zag de Geest Gods neerdalen in de gedaante van een duif en over zich komen. En een stem uit de Hemel sprak: “Dit is mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb”» (Mt 3, 16-17).
God de Vader antwoordt op deze offerande door voor Sint-Jan de Doper te getuigen dat Jezus inderdaad de Messias is, zijn enige Zoon, zijn Dienaar die de Schriften aankondigden en op wiens komst de vrome Joden wachtten.
Dit Doopsel is dus als de Wijding van Jezus, de officiële erkenning van zijn Majesteit, de ouverture van zijn Koninkrijk. Net zoals David ontvangt Hij de zalving van de profeet en neemt de Geest van Jahweh bezit van Hem (1 Sm 16, 13). Sint-Jan de Doper ziet alles en getuigt (Jo 1, 32-34) met zijn onbetwistbare autoriteit als profeet dat Jezus inderdaad de Messias is; hij heeft er de hemelse openbaring van gekregen. Voor alle Joden, en voor ons nog steeds, is dit getuigenis het belangrijkste bewijs van de legitimiteit van Onze Heer Jezus Christus om te verschijnen als Degene die door heel het Oude Testament is voorspeld.
«De H. Geest daalde op Hem neer in lichamelijke gedaante, als een duif» (Lc 3,22). Deze manifestatie van de H. Geest, de derde Persoon van de H. Drie-eenheid, in de gedaante van een dier heeft de verbeelding van de exegeten sterk geprikkeld, totdat abbé de Nantes dit geheim doorschouwde: deze duif stelt de Maagd Maria voor, de volmaakte Bruid, helemaal zuiver en trouw, die God in het Hooglied mijn Duifje noemt. Het is in haar dat de H. Geest zich wil openbaren, zich zichtbaar wil maken. Dus is zij aanwezig in deze theofanie.
Laten we dit beeld van de duif met grote genegenheid vasthouden. Het symboliseert de aanwezigheid van de Maagd Maria als de bevoorrechte Tempel van de H. Geest. Het verbaast ons niet dat deze duif ook in Fatima verscheen. Wanneer de H. Geest iemand kiest om uit te drukken wie Hij is, denkt hij eerst aan de Maagd Maria. Dan is de H. Geest geen onbekende meer voor ons en als wij dit spoor met reuzenschreden volgen, zien we in de wet van God, die door de H. Geest werd gedicteerd aan de profeten en de wetgevers van weleer, de Maagd Maria. Het woord van de H. Geest, dat is Zij. En daarom vieren we op deze dag van het Doopsel van de Heer ook de Duif van de H. Geest.
Broeder Joseph Sarto
Uittreksels uit «Het Evangelie van Jezus-Maria», IER van december 2023