62. Tegen de utopieën
van de wereldwijde solidariteit
De Kerk, trouw aan het gebod van de broederlijke liefde, kan de ideologieën van de haat en de minachting alleen maar afwijzen. Maar dat betekent niet dat zij haar goedkeuring hecht aan de ideologieën of politieke systemen die de universele vrede of het mondialisme prediken.
Vóór Christus hadden bepaalde (pantheïstische) denkstromingen de wereld al willen voorstellen als een geheel en de mensheid als een solidair en broederlijk lichaam; maar omdat zij niets bijdroegen tot de praktische verwezenlijking daarvan, versterkten zij slechts de hoogmoed van de wijzen en het despotisme van de vorsten. In de periode van de christenheid waren er visionairen – overigens ketters – die voorspelden dat er een nieuwe orde van wereldbroederschap voor de deur stond, die zou geboren worden uit de geestelijke en sociale revolutie waartoe zij opriepen. En in onze “post-christelijke” tijd is de religie van de solidaire en broederlijke mensheid één van de overheersende ideologieën geworden.
1. Onze tijdgenoten doen alsof ze een nieuwe wereldorde kunnen construeren met als enige basis de universele natuur, een politieke orde van vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid. Die zonder het christelijk geloof opgebouwde orde zal uiteraard oneindig veel beter zijn dan de christenheid. Ze zal het werk zijn van de rede en de menselijke goedheid. Haar naam: de wereldwijde democratie.
2. Die onbegrensde filantropie, die het verleden afwijst en alleen oog heeft voor een toekomst in het absolute, weigert de zonde en de genade te erkennen, net als de fysieke en morele ellende van de mensheid van gisteren en de godsdiensten en sociale verplichtingen die daaraan probeerden te verhelpen. Dat wordt allemaal als nonsens en als achterhaald beschouwd. In de toekomst zal er geen God of duivel meer zijn, geen erfzonde of Verlossing, maar enkel nog een natuurlijke, menselijke, wetenschappelijk gedefinieerde orde, zeer strikt, onberispelijk en volmaakt. Wat onder alle mensen zonder onderscheid zal heersen, is een volkomen gelijkheid, een onbegrensde vrijheid die enkel op het algemeen welzijn gericht is en bijgevolg een volledige broederlijkheid.
3. Zelfs als de godsdienst getolereerd wordt in de privésfeer en het aan de Kerk toegestaan wordt om voor de geestelijke animatie van die wereldwijde democratie te zorgen, dan belet dat allemaal niet dat er voor God, zoals Hij door Jezus Christus geopenbaard is en onderwezen wordt door het onfeilbaar leergezag van de Kerk, in dit project geen plaats is. Sterker nog, men stelt Hem voor als de rampzalige veroorzaker van het kwaad vermits Hij, door het te verbieden, het juist aan de mens bekendmaakte. Door de predestinatie en het uitdelen van genade en zaligheid overeenkomstig zijn wilsbeschikking heeft Hij op onrechtvaardige wijze ongelijkheid, dwang en discriminatie ingesteld.
Christus en heel zijn leer, heel zijn werk worden verafschuwd en bestreden omdat zij de veroordeling inhouden van elke nieuwe poging om een toren van Babel op te richten. Het christendom moet vernietigd en voorgoed vergeten worden om de humanistische droom te kunnen realiseren! Ook de mens zelf, de concrete individuele mens en geen abstractie, wordt uitgesloten, verminkt en opgeofferd aan de eisen van de universele orde. Samen met hem gaat het spontane leven van de traditionele beschaafde samenlevingen, in hun fraaie verscheidenheid van zeden en wetten, op de schop. Alles moet wijken voor het totalitarisme van de Grote Principes en het kille monster van de Wereldstaat.