58. Het christelijk systeem van vroeger: het volk
Vóór de Franse Revolutie hielden de mensen zich bezig met hun werk, hun devoties en hun geliefde bezigheden in een opvallende sfeer van vrijheid. Dat wekt verbazing bij de burgers van onze zogenaamd democratische samenlevingen, voor wie de gewone regel de onderwerping is aan de militaire, fiscale en administratieve dwang van een gelaïciseerde, socialistische, centralistische staat. Door een anachronisme dat absoluut niet onschuldig is, stelt men zich het christelijk Ancien régime voor als een dubbele vorm van totalitarisme, een klerikaal en een koninklijk. Niets is echter meer in tegenspraak met de realiteit: in vergelijking met de duizenden regeltjes die ons hedendaags leven bepalen onder het voorwendsel van democratische gelijkheid, kan het leven vroeger ons bijna schandalig anarchistisch lijken!
1. De wet die het individuele bestaan beheerste, was die van de vrijheid. Zij vloeide voort uit de eigen roeping en de traditionele gematigdheid van de christelijke religieuze en politieke overheid. Zeker, pausen en bisschoppen, koningen en andere vorsten hebben in de loop van de geschiedenis vaak daden van willekeur, onrechtvaardigheid en geweld gepleegd. Maar in tegenstelling tot het revolutionair totalitarisme heeft dat misbruik van macht en positie nooit een rechtvaardiging gevonden in welke absolutistische theorie ook. Het was onrecht, het was nooit de regel.
2. Binnen het kader van de goddelijke wet, die noodzakelijk is voor het zielenheil, en dat van de burgerlijke wetten, die nodig zijn voor het algemeen belang op wereldlijk vlak, vond iedereen de vrije ruimte om zich te bewegen en te leven volgens de duizend en één bezigheden van zijn privébelang. Zo vormde en organiseerde zich een wijdvertakte gemeenschap van vrije mensen in hun gezinnen, gemeenten, beroepscorporaties en broederschappen, met als basisregel – zonder enige schijnheiligheid – de verwezenlijking van hun particuliere belangen.
De twee hiërarchische systemen die op dat alles van boven en van ver toekeken, kwamen slechts zelden tussenbeide, tenzij voor een beperkt aantal absoluut essentiële verplichtingen. Voor de rest lieten zij de mensen doen, traden als scheidsrechter op bij conflicten en spoorden aan tot het goede en tot groter dienstvaardigheid.
3. Dat stelsel geleek nochtans helemaal niet op wat sommigen vandaag voorstellen als remedie voor het moderne democratisch totalitarisme: een door een liberaal gezag of een goedmoedige monarchie gecontroleerde “anarchie”. Dat laatste is dan gewoon « de anarchie plus één »… De diepe en absolute eerbied voor God en de Kerk en de onkreukbare trouw aan de vorst zorgden voor betrouwbare leidinggevende functionarissen en een geest van discipline en fierheid, die sterk genoeg waren om te leven in burgerlijke vrijheid en morele onbevangenheid. Dat verklaart waarom er vroeger, ondanks de ontelbare kleine ongemakken en het grote verdriet in elk leven, vreugde heerste, een « douceur de vivre » waarvan de historici getuigen en die wij vandaag verloren zijn.