51. Mijn koninkrijk is niet van deze wereld

1. De falangist heeft slechts één groot verlangen: hij wil over zichzelf en wie hem dierbaar is het soeverein en beminnelijk gezag van Jezus Christus en het Onbevlekt Hart van Maria erkennen en hen behagen in alles wat hij doet. Om dat te bereiken wenst hij met zijn naaste in liefde, rechtvaardigheid en vrede te leven, zonder dat ideologie, afgunst of hebzucht hem verleiden tot standpunten en conflicten die in strijd zijn met het ideaal van de evangelische zaligsprekingen.

Hij houdt er geen enkel politiek vooroordeel op na en heeft op dat vlak geen ambities of eisen. De passie voor de politiek is voor hem iets onzuivers, zoals trouwens voor de overgrote meerderheid van de mensen: zij hebben er geen belangstelling voor en willen vooral niet "dat de Kerk aan politiek doet". Terecht wil ook hij zijn godsdienst niet laten bevoordelen door het politieke spel, de verovering van de macht, de klassenstrijd, de opstand van de verdrukten of de heerschappij van de strijdkrachten, maar door de devotie tot het Onbevlekt Hart van Maria die God in de wereld wil instellen.

2. Die gehoorzaamheid aan de wil van de Hemel vindt haar rechtvaardiging in het Evangelie en in de eeuwenoude traditie van de Kerk, overeenkomstig het woord van de Heer: « Mijn koninkrijk is niet van deze wereld. » Daarmee wordt de politieke wetenschap aan de geleerden overgelaten en de kunst van de politiek aan de regeerders. De dwaze hartstocht om zich met de politiek te bemoeien en te beweren dat Jan en alleman er verstand van heeft en er verantwoordelijk kan voor zijn, is typisch voor de hedendaagse tijd, abnormaal en schadelijk.

Zowel in de politiek als in de godsdienst is de leerling van Jezus onderworpen aan het gezag, volgens de stelregel van de Meester: « Geef aan de keizer wat de keizer toekomt en aan God wat God toekomt. » De theocratische, racistische en imperialistische politiek behoort voorgoed tot het verleden en dat geldt ook voor het messianisme. Religie en moraal zouden niet mogen ingeroepen worden tegen een wettige politieke orde, want Caesar moet worden gehoorzaamd, ook als hij zich schuldig maakt aan onrecht, geweld of vervolging. Het Rijk Gods, ingesteld door Jezus Christus, verovert op een heilige manier de ganse mensheid door de goddelijke genade en de vrije toetreding van de mensen, niet door de vorsten van hun troon te stoten of door staatsmacht. « Zoekt eerst het rijk Gods en zijn gerechtigheid; en de rest zal u worden toegeworpen. »

3. Niettemin zijn de wijsheid van de bestuurders en de voorzichtigheid in het politiek bedrijf goddelijke weldaden voor de volkeren die in veiligheid en vrede willen leven te midden van de gevaren van een slechte en moeilijke wereld. Alleen de heiligen hebben een mystiek geloof en een zedelijke kracht die groot genoeg zijn om zonder beven het onheil tegemoet te zien dat een slecht geregeerde maatschappij over zich afroept. Maar net zij zijn ermee begaan, uit medelijden met de naaste die door de ellende overweldigd wordt en dreigt verloren te gaan. Daarom bidden alle christenen voor hun wereldlijke overheden en voor welvaart en vrede in hun vaderland; bovendien willen ze daartoe bijdragen door hun gehoorzaamheid aan de wetten.

De falangist weet hoe belangrijk het voor de volkeren is om goed bestuurd te worden. Maar hij heeft niet de pretentie om zichzelf of de anderen te regeren, als die taak hem niet van Boven opgedragen is door geboorte of beroep, volgens de uitgesproken wil van onze hemelse Vader en bekrachtigd door de Kerk.