66. De uitvindingen van de duivel: de democratie

Om de volkeren te verleiden en hen te beletten terug te keren tot de christelijke politieke orde werd de democratie ingesteld als een echte religie en een volmaakt ideaal. Vandaag is het een vanzelfsprekendheid voor iedereen: de democratie is HET goed bij uitstek. Men kan zich geen ander legitiem regime meer voorstellen.

Als nieuwe theorie van de politieke macht, en weldra van elke menselijke macht, definieert de moderne democratie zich als « het bestuur over het volk door het volk ». Het is het soevereine volk dat, op welke concrete manier ook, de personen aanduidt die het als leiders wil. Daartoe delegeert het hen bepaalde machten, onder de voorwaarden en binnen de grenzen die het zelf wil, zodat het uiteindelijk nog altijd het volk is dat zichzelf bestuurt. De moderne democratie heeft als basisprincipe de bevestiging van de algehele en onvervreemdbare volkssoevereiniteit.

1. Een dergelijke theorie en de toepassing ervan zijn fundamenteel antigodsdienstig en antinationaal. Zij houden de integrale en permanente revolutie in, vermits ze alle waarheid, alle gezag, heel de openbare orde en gans de persoonlijke vrijheid – tot en met de gewetensgeheimen toe – niet meer laten afhangen van God en zijn Kerk, van politieke en sociale autoriteiten aangesteld volgens natuurrecht en goddelijk recht, maar van de mens. Of liever: van de massa, van de willekeur van het kiesvee. En omdat unanimiteit onmogelijk is, wordt de mening van de meerderheid tegen die van de minderheid in uitgeroepen tot “volkswil”. Het is dan enkel wachten op een partij en haar leider die zichzelf presenteren als onfeilbare incarnatie van die volkswil.

2. Sinds 1789 heeft men allerlei manieren uitgeprobeerd om de reële uitoefening van het politiek gezag te verenigen met de democratische overdracht van de macht aan de regeerders. Maar er kan slechts tegenspraak zijn tussen enerzijds het gezag dat van boven naar beneden wordt uitgeoefend, door één over velen, en anderzijds de democratie die met alle geweld van beneden naar boven wil delegeren, van de soevereine massa naar haar gevolmachtigde bestuurders. Het resultaat is een botsing tussen twee krachten, die men gewoonlijk “rechts” en “links” noemt. Elk van beide is gewapend met zijn eigen principe en vervuld van bijgedachten, met wederzijdse beschuldigingen en allerlei metafysische en religieuze verwikkelingen tot gevolg.

« Met een Bijbel in de hand was elke protestant paus » (Boileau). Zo ook is elke burger koning met de Verklaring van de Rechten van de Mens in de hand. In de twee gevallen is het gevolg een voortdurende onrust: tegengestelde opvattingen, belangenconflicten, persoonlijke ambities, beïnvloeding en druk van buitenaf. Er moet echt wel sprake zijn van duivelse inmenging om een heel volk, en vandaag de hele wereld, gevangen te houden in de cultus van de democratie en haar regime van opinies! Want bestaat er iets dat absurder en verwerpelijker is? De kracht van de democratie is ongetwijfeld de ongeregelde eigenliefde van de mens, die zich inbeeldt zijn eigen meester, koning en god te zijn, maar niet kan verdragen dat anderen daar evenveel aanspraak op maken als hijzelf.