70. Hoe de democratieën overleven
« De democratie is het kwaad, de democratie is de dood » (Maurras), en dat geldt in het bijzonder voor onze katholieke naties. Ze hebben niettemin lange tijd kunnen overleven onder dat regime, dankzij een stevige ondergrond van deugdzaamheid, orde en rijkdom. Waar dat fundament echter niet voorhanden was, zoals in de landen van de derde wereld, heeft de democratie in het spoor van de dekolonisatie snel geleid tot de vernietiging van het weinige dat bestond.
In onze rijke landen heeft de democratie lange tijd kunnen teren. Toch zullen ineenstorting en anarchie onvermijdelijk volgen, maar trapsgewijs en na perioden van tijdelijk herstel. Er is echter geen ontsnappen mogelijk aan de realiteit: algemene verarming van onze maatschappij, plannen om budgettaire gestrengheid op te leggen, een toenemend aantal faillissementen, de mislukking van de sociale politiek en van het onderwijs enz. Men kan de ogen sluiten en de schuld geven aan toeval of tegenslag, maar de waarheid is dat de democratie de ware boosdoener is. Het ontwaken zal des te harder zijn en het herstel des te moeizamer.
Ondertussen handhaaft elke democratie zich door haar centrum-meerderheid, omdat het liberaal kapitalisme en het bureaucratisch socialisme de handen in elkaar slaan. De band tussen conservatief rechts en gematigd links is het zgn. centrum, namelijk dat deel van het electoraat waarvan de stem de balans afwisselend in de ene of de andere richting doet doorslaan. De werkelijke macht die scheidsrechter speelt over de situatie en elke regeringsmeerderheid van haar steun voorziet, is de vrijmetselarij.
1. De conservatieve rechterzijde bestuurt de maatschappij in haar eigen voordeel, op de korte termijn, zonder samenhangende buitenlandse politiek, zonder financiële stabiliteit, zonder een sociale of familiale doctrine en zonder een groot project voor het geestelijk leven, de opvoeding of de ecologie. Ze maakt alles tot voorwerp van handel en industrie en heeft enkel oog voor de toename van het bruto nationaal product. Haar devies: geld, plezier en weinig kinderen.
Ze komt aan de macht als de staatskas leeg is, omdat haar bourgeoisbeleid haar de kans geeft nieuwe leningen af te sluiten en zo economisch herstel mogelijk te maken. Maar zij raakt altijd betrokken in schandalen en plundert de spaargelden. Ze houdt stand door te zwaaien met het spookbeeld van de chaos of de revolutie en verdedigt zich zo tegen het verwijt dat zij in de grond ongodsdienstig en immoreel is, niet genoeg vooruitkijkt en alle energie ontbeert om het nationaal bewustzijn levend te houden.
2. De socialistische linkerzijde die haar aflost volgens de wet van de slinger (de “democratische alternantie”) stelt tegenover dat kille materialisme een schijn van idealisme en strijdvaardigheid. Ze timmert een programma van Recht en Vrijheid in elkaar, want die zijn in gevaar! Elke keer als haar politieke positie bedreigd wordt, gebruikt zij het antiklerikalisme als cement.
De socialistische regeringen roepen het Recht in om een uitgebreide controle te kunnen organiseren van alle politieke, economische, opvoedkundige en sociale activiteiten. Zij willen centraliseren, verstaatsen en alles in vakjes verdelen met de hulp van een topzware, kleingeestige, verlammende en parasiterende administratie, waarvoor de socialistische militanten al het personeel leveren. Achter de kleine oorlog tussen werkgevers en vakbonden gaat een andere strijd schuil, namelijk de grote oorlog die door die twee allesverslindende monsterorganisaties in geheim overleg wordt gevoerd tegen wat alleen nationalistisch uiterst rechts nog verdedigt: het religieus en zedelijk erfgoed van de natie, de veiligheid van het land, zijn diplomatie, de sociale vrede, de onafhankelijkheid van het gerecht, de orde, het leven op het platteland, de levenskracht van de gezinnen, de spaarzin van de burgers en de bescherming van de zwakken – kortom, het werkelijke land.