75. Het metafysisch fundament van de natie

De natie vormt de volmaakte samenleving; zij volstaat op zichzelf en kent haar algemeen belang. Buiten de natie zijn er slechts inter-nationale betrekkingen.

1. De mens is een sociaal wezen. Het gezin gaat het individu vooraf, een waarheid die de tegenpool is van de dwaze idee van Jean-Jacques Rousseau als zou de samenleving voortvloeien uit een onderling contract. Neen, een mens komt ter wereld omdat hij tot het leven geroepen wordt door twee wezens die vóór hem al leefden. Maar ook een gezin leeft niet alleen, het ontwikkelt zich en zoekt aansluiting bij andere gezinnen om een samenleving te vormen die in een eerste stadium nog niet organisch is en geen vastomlijnde structuur of grenzen heeft: een volk. Over het algemeen heeft zo’n volk dezelfde zeden, spreken de leden ervan dezelfde taal en delen zij een gemeenschappelijk belang.

2. Wanneer de volkeren verrijkt worden met de beschaving, vermeerdert het geheel van materiële en geestelijke goederen die de generaties aan elkaar doorgeven in aanzienlijke mate. En het gevoelen van tot een vaderland te behoren groeit in de harten naarmate elke erfgenaam beseft dat hij in het land van zijn voorvaderen méér vindt dan hij er zelf toe bijdraagt, en minder dan hij zelf zou willen nalaten. Het vaderland wordt gedefinieerd als een historische gemeenschap, dat wil zeggen een mensengemeenschap waarin grond, doden, levenden en tradities doorheen de geschiedenis een patrimonium vormen, een erfenis die het voorwerp uitmaakt van een diep gevoelen: vaderlandsliefde, bron van toewijding en heldhaftigheid.

3. De natie is echter nog meer dan dat. Het gaat om een gemeenschap die op superieure wijze georganiseerd is en duidelijk afgescheiden is van andere gemeenschappen, die aan haar leden het maximum aan politieke ordening en vrede garandeert omdat deze verzekerd worden door een soevereine staat. Men moet dus zeggen dat zonder staat er geen natie kan bestaan, en omgekeerd: geen staat zonder natie, tenminste toch in opbouw.

Opdat er sprake zou kunnen zijn van een natie, moet er de macht zijn van een staat, die de politieke gemeenschap organiseert. De ziel en de noodzakelijke band van een staat is een soeverein gezag, en de meest volmaakte uitdrukking van dat gezag is historisch gezien het koningschap. 

De relationele metafysica openbaart de wezenlijke wortels van de vriendschap, de liefde en de naastenliefde; de vrucht daarvan is de vaderlandsliefde en sterker nog het nationalisme. Het individu ontplooit zich niet door zichzelf of door individualistische principes te volgen. Neen, het is door zijn medebroeders, met hen en – wat nog een groter wonder is – in en voor zijn broeders, naasten, familie en natie dat elk individu uiteindelijk zijn vervulling en het begin van zijn gelukzaligheid vindt.

Deze aanhechting van de persoon aan de samenleving is een behoefte en een verlangen van elk menselijk wezen, dat zich immers wil openstellen voor de anderen, de wereld en God om zo te groeien, niet in eigenwaarde, maar als kind van Maria, moeder van een oneindige familie, samen en in vereniging met de anderen, in gemeenschap met hen. Dat verklaart de bezieling en de toewijding van elk van die kinderen, die in staat zijn tot het hoogste offer voor de redding van de gemeenschap.