80. … dat bijgevolg antidemocratisch is

Het is de bekommernis om het algemeen belang van de natie die het politiek gezag dient te leiden en het fundament moet vormen voor zijn wettigheid of legitimiteit. Daar vloeien een aantal conclusies uit voort.

1. De Franse Republiek, een politiek regime dat gebaseerd is op het democratisch systeem geërfd van de Revolutie, heeft geen enkele legitimiteit. Er kan hoogstens een feitelijk gezag aan toegekend worden. Het spel van de democratische instellingen, om te beginnen het electoraal mechanisme, verdeelt de natie, begunstigt de goddeloosheid en de immoraliteit, vernietigt de beschermende natuurlijke organismen om de burgers te onderwerpen aan de tentakels van een verdrukkende administratie. Er is geen verkiezingsoverwinning mogelijk zonder leugens, irreële beloften en opbod tussen de partijen. Het democratisch systeem leidt tot centralisatie van de macht, verplettering van alle minderheden en financieel gekonkel.

Bovendien kunnen christenen zich slechts uiterlijk en louter pragmatisch onderwerpen aan "democratische" gezagsdragers die zich baseren op de cultus van de volkswil en niet op de wil van God, maar die wel doen alsof zij de spreekbuis zijn van het geweten, de overtuiging en de wil van diezelfde christenen!

Als het gezag commandeert in naam van God, in naam van zijn goddelijk recht, moet men uiteraard gehoorzamen; maar als het pretendeert mij bevelen te geven in mijn eigen naam, op basis van mijn recht en voor mijn vrijheid, dan komt dat er op neer dat ik aan mezelf moet gehoorzamen.

Het democratisch gezag is dus per definitie onbestaande. De falangist kent het geen enkele autoriteit toe over zijn persoon, zijn gezin of de natie, tenzij het gaat om zaken die noodzakelijk zijn voor de publieke orde.

2. Uit die vaststelling en uit de talloze sinistere voorbeelden van de democratische corruptie volgt dat elke legitieme soevereine leider het als zijn opdracht moet zien om de democratische ideologie en haar instellingen ongedaan te maken op geestelijk, mentaal en moreel vlak. Als het niet mogelijk is daar onmiddellijk toe te komen, om allerlei praktische redenen, dan dient het staatshoofd zich in elk geval voor die ideologie te hoeden en institutionele mechanismen te voorzien om er de ravage van te beperken, de corruptie tegen te gaan en de verdeeldheid in de natie te vermijden. Dat is een basisvoorwaarde voor zijn eigen legitimiteit.

3. In vergelijking met de democratie moet de uitmuntendheid van een persoonlijk gezag niet bewezen worden. De monarch – koning, dictator, vrije soeverein, geboren leider of zelfs iemand die de macht naar zich toe getrokken heeft – staat in zijn beleid boven de particuliere belangen, de machten van het geld en de pressie van belangengroepen. Hij beslist in laatste instantie over heel de politiek.

Deze theorie over de monarchie sluit zowel een veelhoofdige democratie als een eenhoofdig door volksstemming gekozen bewind absoluut uit, maar niet bepaalde traditionele republieken waar de uitoefening van de macht weliswaar collegiaal gebeurt, maar toch ondeelbaar en op een soevereine wijze.