77. Het algemeen belang: de orde

De overheid is noodzakelijk voor het behoud van de samenleving in een toestand van orde en vrede. Dat is een les van de geschiedenis, die a contrario bevestigd wordt door onze hedendaagse ellendige situatie, het gevolg van de decadentie van het soeverein politiek gezag.

In het christelijk systeem van vroeger was de politieke orde gericht op de heerschappij van God in de staat en in de harten.

Een organisme als de natie beantwoordt aan wetten en kan enkel blijven bestaan als zijn orde, zijn “gebruiksaanwijzing”, gerespecteerd wordt.

1. Bijgevolg moeten de mensen, wetgevers zowel als onderdanen, erkennen dat er boven hen een natuurlijke orde bestaat die door God gewild is en dat uit die goddelijke orde van de schepping een recht voortvloeit dat in onze maatschappijen moet ingeschreven worden in de vorm van menselijke wetten.

De christenheid heeft alleen kunnen bloeien in de mate dat zij trouw was aan dat tegelijk goddelijk en menselijk Recht, dat niet in vraag werd gesteld. Op het vlak van de godsdienst was het gegrondvest op de Wet van Mozes; op het vlak van de rede op de Griekse wijsheid en de Romeinse politieke geplogenheden, door het christendom tot volmaaktheid gebracht. Het is omdat de rechtsorde in harmonie was met de goddelijke orde van de Schepping en de Verlossing dat zij haar gewijd karakter ontving en haar waarde van algemeen belang in de tijd… en ongetwijfeld ook in de eeuwigheid. Een wetgever, zelfs een koning, die deze waarheid zou verwerpen, zou beschouwd worden als een goddeloze tiran.

2. Daaruit volgt dat de soeverein als het ware de « bemiddelaar tussen God en de mensen » is: hij gebruikt zijn gezag om het recht op te leggen dat God in de schepping heeft voorzien om de menselijke samenleving te besturen.

Nemen we een voorbeeld: de basiscel van de menselijke samenleving is het gezin, wat te maken heeft met de door God gewilde natuurlijke orde; de bescherming van het gezin is dus van primordiaal belang voor de maatschappij, terwijl de uitholling ervan een misdaad is die het fundament van de samenleving ondermijnt. Een politiek die gewijd is aan het algemeen belang zal het tot zijn plicht rekenen het gezin in bescherming te nemen; het gaat om een heilige taak omdat ze op intieme wijze verbonden is met de wil van God, die moet gerespecteerd worden om de hemelse zegen over de samenleving te verzekeren.

Het besef van de nauwe band tussen God, de natuurlijke orde en de soeverein verklaart waarom in de landen van de christenheid iemand die een aanslag pleegde op de vorst schuldig was aan majesteitsschennis. Dat betekende niet dat hij schuldig was aan een misdaad tegen “Zijne Majesteit de Koning”, maar wel tegen de maiestas, die bij de Romeinen in de eerste plaats duidde op de grootsheid en waardigheid van de goden en in latere tijden op de goddelijke wil die de maatschappij organiseert.