84. Het zal de weldaad van de kerkelijke gezagsdragers zijn

Bepaalde naties, zoals Frankrijk, hebben door hun geschiedenis en hun samenwerking met de Kerk een eigen karakter verworven. Het staatshoofd van een dergelijke natie kan er zich niet tevreden mee stellen onafhankelijk, antidemocratisch, demofiel en vaderlijk in plaats van tiranniek te zijn: zijn band met de natie moet op een hoger vlak getild worden.

De rechtsgeleerde Jean de Terrevermeille had dat in de 15de eeuw al perfect begrepen en uitgelegd. Hij durfde de natie vergelijken met de Kerk, mystiek Lichaam van Christus, en legde de nadruk op de bepalende rol van het hoofd, de soeverein, in het leven en het bestuur van het lichaam. In Frankrijk was de sluitsteen van dat “corpus mysticum” de koning. Hij was het die de eenheid op moreel, affectief en wilsvlak mogelijk maakte, voorwaarde, oorzaak en bron – mystieke bron – van het leven en het heil van al zijn onderdanen, net zoals de paus dat is voor de Rooms-katholieke Kerk.

Bovendien maakt hij zo van de natie een moreel persoon, een mystieke eenheid waarin een gemeenschappelijkheid van denken en handelen heerst tussen de leider en zijn onderdanen. Die gemeenschappelijkheid betekent gedurige en actieve instemming van de leden met de wil van het hoofd, dat over de noodzakelijke soevereiniteit beschikt om te werken aan de eenmaking van het koninkrijk.

Een dergelijke instemming van het volk met de wil van zijn vorst kan enkel bestaan in een katholieke natie: een eenstemmige nationale wil veronderstelt een elan, een soort van burgerlijk, patriottisch en nationalistisch instinct dat niet zuiver natuurlijk is, maar een hogere vorm van energie inhoudt die in staat is om het te halen op tegengestelde krachten, in het bijzonder de krachten die voortkomen uit de erfzonde.

Wij weten dat de genade van Christus slechts aan de mensen geschonken wordt via de sacramenten en de sacramentaliën. Bestaat er tussen de vorst en de natie iets dat gelijkwaardig is aan een sacrament? Ja, antwoordt Terrevermeille die zich daarbij tot de spreekbuis maakt van een eeuwenoude traditie: deze kent goddelijke hulp toe aan elke politieke autoriteit en heel in het bijzonder aan de Franse monarchie, omwille van het “sacrament” van de wijding en zalving in Reims. Daardoor verkreeg de koning een bijna bisschoppelijk gezag; zijn heerschappij werd door de Hemel gesteund, hij kreeg genade en zelfs de gift om mirakels te verrichten – het aanraken en genezen van bepaalde zieken – als bewijs van goddelijke bijstand.

De contrarevolutie die onze natie moet herstellen, na of op het moment van de triomf van het Onbevlekt Hart van Maria, zal verplicht uitlopen op de zo snel mogelijke restauratie van het hierboven beschreven mystiek concept van de natie en haar leider, twee door God gewilde en gewijde realiteiten voor ons heil.  

Dat herstel zal de weldaad zijn van de kerkelijke gezagsdragers nadat zij afstand hebben genomen van de dwalingen van Vaticanum II en de cultus van de Mens. Zij zullen eerst en vooral het staatshoofd helpen in de restauratie van de natie volgens haar geëigende ordening en in overeenstemming met de wetten van haar geschiedenis. Daarna, als het ogenblik daar is, zullen zij de natie een hoofd geven door de koning te wijden en hem de meest volmaakte en weldoende vorm van legitimiteit te schenken: de christelijk-mystieke legitimiteit. 

Het is niet het volk dat zijn koning zal aanduiden, maar het politiek gezag dat de orde herstelt en de natie opricht uit haar wereldlijke, morele en geestelijke puinhopen. Dat gezag zal in Frankrijk bij voorkeur een afstammeling van de H. Lodewijk kiezen, als er zo een kan gevonden worden die in staat is om de voorwaarden voor zijn erkenning door het volk in zich te verenigen. Anders kan de natuurlijke legitimiteit van het contrarevolutionair gezag een nieuwe dynastie stichten, tenzij God door een of andere onbetwistbare gebeurtenis zijn uitverkorene doet kennen. Hoe dan ook, het komt de Kerk toe om de twee condities voor de koningswijding vast te leggen en er de behoedster van te zijn: het katholiek geloof en het respect voor de basiswet van het koninkrijk. Want anders zou zelfs een gezalfde koning alle wettigheid verliezen.