92. De hervorming van het gerecht: de magistratuur en de rechtbanken
1. De rechters, in het volle bezit van hun hoge waardigheid en hun eretaken, zullen hun persoonlijke vrijheid gegarandeerd zien niet meer door een statuut dat hen tot ambtenaren herleidt, maar doordat zij georganiseerd worden als onafhankelijke orde. Onder het voorzitterschap van de minister van Justitie regelen zij zelf alle kwesties met betrekking tot hun aanwerving, salaris, benoemingen en promoties evenals hun interne discipline en openbare moraliteit. De orde zal ook geraadpleegd worden voor het opstellen van (straf)wetten.
2. De organisatie van het rechtswezen moet diepgaand gewijzigd worden om te passen bij de traditionele en gedecentraliseerde natie, waarin het zelfbestuur op de voorgrond staat. Aan de top zal het Hof van Cassatie komen, waarvan de door het staatshoofd benoemde magistraten de behoeders zijn van de grondwet van de natie, haar algemene rechtsbeginselen, basiswetten en ongeschreven tradities; dat hof legt ook de jurisprudentie vast. De gerechtshoven zullen overeenkomstig de algemene wetten recht spreken in burgerlijke zaken en strafzaken. Tenslotte zullen de lokale rechtbanken respect afdwingen voor de provinciale, gemeentelijke en corporatieve wetgeving en oordelen in handels- en sociale kwesties. Laatstgenoemde tribunalen moeten samengesteld zijn uit gespecialiseerde magistraten, op basis van beroep of verkozen binnen de overeenkomstige gemeenschappen.
3. Als wettig gezag van goddelijk recht kan het staatshoofd opnieuw de doodstraf instellen, waarmee een misdaad bestraft wordt volgens haar objectief onrecht door een sanctie die door de wet bepaald is. Het gaat om een daad van gerechtigheid naar het beeld van de goddelijke rechtvaardigheid, een daad ook die noodzakelijk is om het volk in goede banen te houden. Maar omdat de menselijke rechtspraak slechts een onvolmaakte afstraling is van de goddelijke gerechtigheid is zij niet onfeilbaar. Daarom moet zij omzichtig te werk gaan in de toepassing van straffen en ervoor terugschrikken onherstelbare sancties uit te spreken. Het staatshoofd zal altijd genade kunnen verlenen.
4. Elke straf, en in het bijzonder de doodstraf, vloeit voort uit overwegingen en een oordeel die complex zijn. Daarom kunnen zij niet worden overgelaten aan een of andere “spontane” rechtbank of een volksgerecht: een permanente en onafhankelijke instelling, vrij van passies, is noodzakelijk. De zogenaamde volksrechtbank met haar partijdigheid moet afgeschaft worden. De rechtspraak is een te hoge en te soevereine taak om te worden overgelaten aan de sentimenten en vooroordelen van het volk. En zonder twijfel is het aangewezen om de instelling van de jury, zo vaak en met reden bekritiseerd door de beroepsmagistraten, op te heffen.
5. Wat zeker moet afgeschaft worden, zijn de uitzonderingsrechtbanken, in de politieke betekenis, en meer bepaald de tribunalen die zijn samengesteld uit partijdige gezworenen of handlangers van wraakzuchtige machthebbers. Het staatshoofd heeft genoeg aan zijn recht en aan zijn gewone magistraten om welke misdaden ook te kunnen vervolgen. Enkel in geval van nood zullen er militaire rechtbanken zijn; zij zullen natuurlijk opnieuw opgericht worden om hun onontbeerlijke rol in de schoot van het leger, maar ook voor buitengewone situaties van oorlog en revolutie die de toepassing van de krijgswet vereisen.