86. Het organiserend empirisme

De politiek is een wetenschap en een kunst. Haar doel is de menselijke samenlevingen te doen ontstaan, bestaan, bloeien en voortduren met het oog op hun toetreding tot de beschaving en hun verdere ontwikkeling, in orde en vrede, want zonder die twee laatste blijven zij niet bestaan. Na de beginselen van het politiek gezag uiteengezet te hebben, wat het moet zijn, wat de doelstellingen en de wettigheid ervan uitmaken, moeten wij nu spreken over de meer concrete en praktische ars politica. Deze kunst heeft betrekking op de dagdagelijkse beslissingen, het optreden van de regering in elke nieuwe situatie en dus de functies van het staatshoofd in het leven van de natie.  

Zeker, de politiek is een gewichtige zaak waarin God een grote rol speelt: de Voorzienigheid wil de naties besturen en ze laten deelnemen aan de waarheid, de genade en de schoonheid van het rijk van Christus en zijn Onbevlekte Moeder. Maar als de opstandigheid van de mensen die goddelijke soevereiniteit terzijde schuift, dan wordt de politiek het helse werktuig van hun ongeluk en hun eeuwige ondergang.

Ze is echter ook een wetenschap die voor de mens toegankelijk is, een kunst die men kan beoefenen, een functie in de maatschappij, een werk en een beroep dat correct moet worden uitgevoerd door hen die ervoor zijn aangewezen en gevormd, die Gods zegen krijgen, door het volk worden aanvaard en tevreden zijn met hun rol.

De politiek maakt dan deel uit van wat Maurras het organiserend empirisme noemde, waarvan de gulden regel luidt: het politieke goed en kwaad kennen door het heden te ontleden in het licht van het verleden, om te voorzien waarheen men zal gaan en dus voor de beste oplossingen te zorgen (Auguste Comte). De vrucht van die methode is een politieke wijsheid die diep in de nationale geschiedenis is verankerd en bevrijd is van alle ideologische a priori’s en democratische passies. Het is een op de ervaring gebaseerd “empirisme” dat duidelijke keuzes voor de “organisatie” van het land mogelijk maakt.

Wij kunnen slechts de grote lijnen van een nationale heropstanding schetsen. De concrete toepassing zal afhangen van de omstandigheden. Het soevereine staatshoofd zal met groot realisme moeten rekening houden zowel met de ingesteldheid en de menselijke en financiële capaciteiten van zijn volk als met de internationale conjunctuur op politiek en economisch vlak. Bovendien zal hij blijk moeten geven van voorzichtigheid en in de eerste plaats streven naar het waarborgen van de nationale cohesie en het dagelijks leven van de mensen.

Op dit ogenblik kunnen wij ons onmogelijk de politiek-economische en internationale context voorstellen waarin de triomf van het Onbevlekt Hart van Maria zal plaatshebben. Niettemin weten we dat de nationale opstanding een hervorming van de instellingen en van de regeringspolitiek vereist in de zin van het ideaal dat we hierna zullen uiteenzetten.