83. Geen tiranniek, maar een vaderlijk gezag
Uit die twee vormen van populariteit vloeien twee regeersystemen voort: het ene is tot het uiterste gecentraliseerd, het andere gedecentraliseerd; het eerste is een monolithisch stelsel van onafgebroken verstedelijking en met een administratie die haar vangarmen steeds verder uitspreidt, het tweede bevordert een vrij en soepel regionaal leven met verantwoordelijke en spontane corporatieve activiteiten.
1. Daar waar het volk wordt geacht zijn macht te delegeren aan wie, wanneer en hoe het dat verkiest, is het in werkelijkheid de staat die de vrijheid om te zijn, te leven en te handelen toekent aan wie, wanneer en hoe hij dat wil. Hij doet dat op de meest karige en sluwe wijze, om herkozen te worden en de macht te behouden. Het duurt dan ook niet lang of de burger wordt, van de wieg tot het graf, in heel zijn intellectueel, geestelijk, economisch, familiaal en gemeenschapsleven omkaderd, gecontroleerd en getiranniseerd door de staat, die er niet voor terugschrikt ook onderwijzer, werkgever en verspreider van nieuws te worden.
Rechten van de mens en volkssoevereiniteit veroorzaken de verbrokkeling van de natuurlijke sociale groepen: families, beroepscorporaties en regio’s. Ze zetten tegelijkertijd de staat aan om zijn greep op de ongedifferentieerde massa, waaruit hij beweert voort te komen, te versterken. Het gevolg is dat de staat die massa doet denken, handelen en stemmen volgens zijn eigen normen.
2. Wie onafhankelijke soevereine autoriteit zegt, zegt decentralisatie. De monarchie, die de eenheid van de Franse natie in haar oneindige verscheidenheid heeft gevormd, heeft deze verdedigd en slechts op bepaalde momenten in de geschiedenis verstrakt om het hoofd te bieden aan dreigende gevaren; maar vanaf het ogenblik dat rustiger tijden aanbraken, heeft zij de druk van de ambtenarij verlicht, de controle versoepeld en aan de provincies en corporaties hun zelfbestuur teruggegeven.
In de persoon van de vorst werd de politieke macht geconcentreerd en samengevat. Hij vertegenwoordigde en belichaamde de nationale eenheid, hij was er tegelijkertijd de uitdrukking en de begrenzing van. Van rechtswege en uit zichzelf nam hij deze politieke functie op die de noodzakelijke eenheid op het hoogste niveau uitmaakt; hij hoefde het zich dan ook niet lastig te maken door er een administratieve, economische, onderwijskundige enz. centralisatie aan toe te voegen.
3. Zo moet het opnieuw worden. Gedaan met politieke verkiezingen, met een electoraal kader, met een "volk" dat eenvormig moet gemaakt worden en onderworpen aan bureaucratische bemoeizucht. Integendeel, het staatshoofd zal uit zichzelf geneigd zijn om te voldoen aan het verlangen van zijn onderdanen naar de grootst mogelijke vrijheid van initiatief. Hij zal voor evenwicht en sturing in die vrijheid zorgen als een soeverein scheidsrechter en een goede vader. Wanneer de orde, de veiligheid, de vrede en de welvaart van het land het vereisen zal hij het centrale gezag versterken, uit nationale noodzaak en niet uit persoonlijke ambitie.
De ware garantie voor de vrijheid van het volk ligt in de volle soevereiniteit van de absolute monarchie van goddelijk recht. Zo’n vorst heeft er geen behoefte aan zijn taak te verzwaren met wat er niet noodzakelijk voor is. Zijn groot verlangen, zijn edele ambitie bestaat erin te zien hoe zijn onderdanen zich vrij en vol vertrouwen inzetten voor het goede, onder zijn ogen, net zoals een vader toekijkt op het werk van zijn grote kinderen.
4. De eigenschappen van een soeverein en legitiem staatshoofd maken duidelijk dat de door Montesquieu uitgevonden “scheiding van de machten” niet meer aan de orde is; hij bepleitte die zogezegd om de volkeren te beschermen tegen de tirannie, maar in werkelijkheid was het om de dwingelandij van de kapitalistische bourgeoisie op te leggen. Neen, de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht moeten samenkomen in één enkele persoon, die toegewijd is aan het algemeen belang en er alle baat bij heeft de welvaart en de vrede van de natie te bewaren. Uiteindelijk is het ook de enige manier om een samenhangende politiek op alle domeinen te waarborgen en een grotere soepelheid en intelligentie toe te passen in alle aspecten van het dagelijks bestuur van een land.