COMMENTAAR OP HET EVNGELIE VAN SINT-JAN
1. DE PROLOOG
2. HET GETUIGENIS VAN JOHANNES DE DOPER
EEN aandachtige lectuur van dit Evangelie voert ons tot het mysterie van Jezus Christus, Zoon van God, in de volheid van de waarheid die Sint-Jan bij zichzelf mocht overwegen en aan de wereld openbaren.
Dit Evangelie is niet zomaar een relaas. Het is het getuigenis van een bevoorrecht persoon, sterker nog, van de kroongetuige in het proces van Jezus, zijn Meester en intieme Vriend. Dat proces werd in een eerste fase gevoerd door de joodse gezagsdragers van Jeruzalem, maar later werd het alle eeuwen door verdergezet door Joden én heidenen. Het werd het belangrijkste proces in de geschiedenis van de mensheid, dat de wereld tot het einde van de tijden zal blijven heropenen om altijd opnieuw tot hetzelfde vonnis te komen : de veroordeling van Jezus Christus en van de zijnen, want tussen Hem en hen wordt terecht geen onderscheid gemaakt.
Sint-Jan legt zijn verklaring neer als getuige van de feiten, maar ook, bewust, als getuige van het Mysterie. Hij vertelt wat hij gezien, gehoord en vastgesteld heeft, maar meer nog betuigt hij de waarheid van wat zijn hart ontdekt en overwogen heeft : de Onzichtbare die zichtbaar geworden is in een reeks gebeurtenissen, in een heel mensenleven. Zo maakt hij de unieke en onvergelijkbare glorie duidelijk van zijn Meester, die onrechtvaardig veroordeeld werd door zijn rasgenoten, gekruisigd door de hand van de heidenen, vastgenageld op het hout van de schande zoals de slang in de woestijn. Zo ook werd Jezus boven alles omhoog geheven en trok Hij alle zuivere harten aan naar waar Hij nu is : in de schoot van zijn Vader.
Johannes getuigt niet alleen, hij pleit ook. Hij wil zijn toehoorders uit hun passiviteit wakker schudden : kerkelijke en burgerlijke opperrechters, gezworenen die door de wet gedwongen worden om zich uit te spreken in naam van het Volk – eertijds het joodse, gisteren het heidense, vandaag het afvallige volk. De feiten die hij oproept zijn waarachtig en historisch, want zijn getuigenis dateert al van heel lang geleden : vóór het jaar 100. Het werd door de primitieve Kerk aanvaard omdat het volledig overeenstemde met de eerbiedwaardige mondelinge traditie en met de reeds gekende Evangelies. Zijn eigen gezag vormt trouwens een voldoende waarborg. De interpretatie die hij van de gebeurtenissen geeft, in de volle intellectuele en morele overtuiging de Waarheid te spreken, werd altijd al door de christenen beschouwd als van goddelijke inspiratie.
De woorden en daden van Jezus, de Onvergelijkbare, worden ons door Sint-Jan bewust in herinnering gebracht in het verrassend en schokkend kader van een proces. Hij, de getuige à décharge, kruist de degens met de tegenpartij, die van de aanklagers van zijn Meester, van wie hij de vooringenomenheid, de perversiteit en de dodelijke haat aan de kaak stelt. Johannes blijkt de machtigste advocaat te zijn die de meest in de steek gelaten, maar ook de meest goddelijke beschuldigde ooit zich kon uitkiezen als verdediger in zo’n zaak, de grootste van alle tijden.
* * *
AAN DE JURY IN DIT PROCES
Dames en heren
Wij verzoeken u om aandachtig te zijn bij dit laatste getuigenis. Het is van kapitaal belang. U hebt andere getuigenissen ten gunste van Jezus van Nazareth gehoord, van Marcus, van Mattheüs en van Lucas, heel verschillend van toon en inhoud. Het is uw opdracht de waarde van al deze getuigenissen af te wegen. Ik van mijn kant vervul de functie van raadgever bij de jury die u vormt. Het is onze allereerste plicht om de getuigenissen te aanhoren en ons in te spannen om te proberen het voorwerp van dit proces ten gronde te begrijpen : de waarheid omtrent Jezus van Nazareth.
Jezus, reeds veroordeeld door de Joden, de heidenen en de afvalligen, wordt opnieuw in beroep geoordeeld – misschien wel voor de honderdste keer. We moeten ons bewust zijn van de verpletterende verantwoordelijkheid die wij allemaal dragen. In ons oordeel over deze Mens spreken wij een oordeel over onszelf uit. Door ons verdict redden of veroordelen wij onszelf. Wij redden ons tegenover de wereld als wij verklaren dat Jezus de dood verdient. Wij veroordelen onszelf in de ogen van de wereld als wij Jezus onschuldig verklaren, Hem de ware Christus en de Zoon van God noemen. Maar in dat laatste geval zal Hij ons redden van de haat van de mensen en ons onschuldig verklaren vóór zijn Vader, de soevereine Rechter over levenden en doden.
Sint-Jan de Evangelist wordt nu naar voren geroepen. Zijn getuigenis omvat 21 hoofdstukken. De getuige wil zijn tussenkomst echter beginnen met een Proloog, een originele geloofsbelijdenis : een verklaring over de identiteit van zijn Meester Jezus Christus.
1. DE PROLOOG : EEN GELOOFSBELIJDENIS
11 In het begin – en die woorden moeten we begrij- pen als : in het begin van deze geschiedenis, eerder dan als “ in het begin van de wereld ” waarover de eerste bladzijde van de Bijbel het heeft – was (of beter : was reeds) Iemand van wie het bestaan volledig gericht was op God, Iemand die onderscheiden was van God, maar toch in alles aan Hem gelijk was : ook God.
2 Deze Persoon, van wie we aanvoelen dat het de beschuldigde in dit proces is, Jezus van Nazareth, wordt door onze kroongetuige het Woord genoemd. Het Woord is in het begin gericht op God. Los van heel het vervolg van deze geschiedenis moeten we onthouden dat het Woord bij God is, bij de zaken van God, gekeerd naar God.
3 Sint-Jan toont ons dat goddelijk Woord als schepper en meester van alles, vanaf het eerste ogenblik van onze geschiedenis. Om dit goed te doen begrijpen vertaal ik wat vrijer : Alles gebeurde door Hem ; en zonder Hem zou niets gebeurd zijn van alles wat zich voorgedaan heeft. Alle gebeurtenissen uit de menselijke geschiedenis hebben van dat Woord dat op God gericht was hun merkteken, hun verborgen betekenis gekregen.
4-5 In Hem is het leven en het leven is het licht der mensen. En het Licht schijnt in de duisternis en de duisternis kon het niet doven. Het gaat hier om de tragische strijd tussen dat Woord, bron van leven, en de duisternis, de machten van de hel, de duivels die zich sinds hun verdoeming inspannen om het werk van leven en licht van de Schepper te dwarsbomen. Hun overwinning is wel niet totaal, maar toch is ze indrukwekkend, alle eeuwen door. Ze blijft bedreigend ook op het moment waarop het verhaal van Sint-Jan begint. Als er niets gebeurt... Maar zie :
6-8 Er kwam een mens van God gezonden, genaamd Johannes [de Doper]. Hij kwam om getuigenis af te leggen van het Licht opdat allen door hem zouden geloven. Maar hij is het Licht niet : zijn zending is het te getuigen van het Licht. Als vanzelf gaat onze getuige over van het onzichtbare naar het zichtbare, van het tijdeloze naar de geschiedenis van de volkeren en heel concreet naar een man en zijn zending.
9-10 Het Woord is het Licht, het ware Licht dat elke mens verlicht die op de wereld komt. Van generatie tot generatie worden de mensen geroepen om geboren te worden door dat Woord. Maar de wereld heeft het niet erkend. Dat is angstaanjagend voor de redding van die wereld... Zoveel rampspoed is er aangericht door onwetendheid, goddeloosheid en afgoderij. Is alles dan verloren ? Toch niet, want :
11 Hij is in het zijne gekomen, in zijn bezit, in zijn land en meer bepaald in het Beloofde Land, dat de Joden veroverd hebben met goddelijke hulp. Maar de zijnen namen Hem niet aan... Zijn volk haalde zijn schouders voor Hem op – en veel erger nog ! Meer zegt Sint-Jan voorlopig niet.
12-13 Aan hen echter die Hem ontvingen, gaf Hij de macht om kinderen Gods te worden. Wat een opluchting, wat een vreugde te vernemen dat niet iedereen Hem verwierp ! Hij werd niet voortgebracht door het bloed of door de wil van het vlees of van een mens, maar door God. Zo luidt de enige juiste vertaling van deze prachtige tekst. Jezus is niet geboren uit een vermenging van bloed of ten gevolge van een menselijke wilsdaad, maar uitsluitend uit God. En toch leidde deze “ operatie van de H. Geest ” tot een geboorte in het vlees. Oneindig mysterie !
2. HET GETUIGENIS VAN JOHANNES DE DOPER
De Evangelist steekt vervolgens van wal met het relaas van de gebeurtenissen waarvan hij niet alleen de ooggetuige was, maar waaraan hij ook deelgenomen heeft en vaak op het voorplan. Allereerst vraagt hij aan Johannes de Doper om zijn eigen verklaring voor ons af te leggen.
JOHANNES DE DOPER WIJST ZIJN LEERLINGEN JEZUS AAN...
19 En dit is het getuigenis van Johannes... Onze hoofdgetuige, de Evangelist, spreekt eerst over priesters en levieten door de Joden uit Jeruzalem gestuurd. Hun officieel onderzoek is van korte duur en eindigt op een ontgoochelende manier. Neen, de Doper is niet Christus en evenmin Elias of de Profeet door Mozes aangekondigd. “ Ik ben ”, zo zegt hij, “ de stem van een roepende in de woestijn : Maakt recht de weg des Heren. ”
24 Wanneer de Farizeeën, die meer op hun hoede zijn, hem vragen wat de betekenis is van het doopsel dat hij toedient, stelt Johannes hen gerust : het gaat slechts om een reinigingsritus in water, met de bedoeling de zielen te helpen berouw te tonen. Want “ midden onder u staat Hij die gij niet kent. Hij is het die na mij komt ; ik ben niet waardig zijn schoenriem los te maken. ”
Het is vrij duidelijk dat de Doper niet hoog oploopt met de Joden, hier verstaan als een sociale en religieuze klasse : zij zijn niet gekomen om zich te vernederen en te zuiveren en zich zo open te stellen voor het licht, maar om te onderzoeken en te oordelen. Ze zullen aan hun opdrachtgevers het weinige dat ze begrepen hebben rapporteren, zonder te beseffen dat ze naast de genade gepasseerd zijn...
29 Daags daarna zijn we te midden van vrome Israëlieten uit Judea en Galilea, die gekomen zijn om de profeet te aanhoren en zich te laten dopen. Het evangelisch verhaal wordt geanimeerder ; de grote gebeurtenis uit het leven van de Voorloper is aangebroken. Hij ziet Jezus tot zich komen en zegt : “ Zie het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt. Deze is het van wie ik sprak : Na mij komt een Man die mij is voorafgegaan, want Hij bestond eerder dan ik. ” Dit soort van elliptisch woordspel drukt perfect het feit uit dat uniek is in de geschiedenis van de wereld : van twee mensen kondigt de ene de komst van de andere aan, terwijl de laatste toch gezag over de eerste heeft omdat Hij hem hoe dan ook voorafging ! Zelfs vooraleer de Doper Hem kende, was het voor Hem dat hij predikte.
32 En Johannes getuigde : “ Ik heb de Geest als een duif uit de hemel zien dalen en op Hem rusten. Ook ik kende Hem niet. Maar Hij die mij zond om met water te dopen, Hij sprak tot mij : ‘Op wie ge de Geest ziet nederdalen en rusten, Hij is het die doopt met de H. Geest.’Ik heb het gezien en ik getuig : Hij is de Zoon van God. ”
Voor trouwe Israëlieten is het heel eenvoudig : de Uitverkorene van God, het Lam Gods, dat is de “ Dienaar van Jahweh ”, Licht van de naties en roem van zijn volk Israël, maar ook man van smarten, voorwerp van een offer van uitboeting voor de zonden van allen, zoals Isaïas eeuwen geleden aankondigde en boven wie hij toen al de H. Geest zag zweven (Is 42-52). Daar is dus de Messias, door God aangewezen aan zijn Voorloper en bekendgemaakt doordat boven Hem de H. Geest aanwezig is in de gedaante van een mysterieuze vredesduif. En de enkele vrome Israëlieten van goede wil die bij Johannes de Doper staan, ontvangen de Blijde Boodschap met vreugde : de tijden zijn vervuld ! In de kalmte van een heldere lentemorgen, in Bethanië aan de overkant van de Jordaan.
... EN DE LEERLINGEN VOLGEN HEM
35 De dag nadien horen de leerlingen van de Doper hem diezelfde woorden herhalen met de blik op Jezus, die voorbijging. En zij gingen Jezus achterna. Deze passage van het Evangelie is van een onvergelijkbare zuiverheid. Het gaat haast uitsluitend om werkwoorden die actie uitdrukken : horen en achterna gaan, Jezus zoeken en vinden, naar Hem gaan en Hem zien om tenslotte bij Hem te blijven. Vervolgens is er sprake van het ontmoeten van andere leerlingen en ze leiden tot bij Jezus.
Een van die andere leerlingen krijgt van Jezus onmiddellijk een nieuwe naam : Kefas, dat betekent Petrus (Steenrots). Een andere, Filippus, hoort Hem zeggen : “ Volg Mij. ” En dan is er Nathanaël, die op de vreugdevolle aankondiging – “ Van wie Mozes in de Wet en ook de profeten hebben geschreven, die hebben we gevonden : Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazareth ” – tegenwerpt : “ Kan er iets goeds komen uit Nazareth ? ” Hij is afkomstig uit de streek, hij is goed op de hoogte ! Toch gaat hij mee. Jezus spreekt hem aan alsof Hij hem al kent, in zijn bovenmenselijke kennis van zelfs de meest geheime zaken : “ Voordat Filippus u riep, zag Ik u onder de vijgenboom. ” Nathanaël is diep onder de indruk : “ Rabbi, Gij zijt de Zoon van God, Gij zijt de Koning van Israël ! ”
50 Zo heeft Jezus vanaf het begin van zijn voorganger vijf jongemannen gekregen, die hem allemaal hun geloof hebben geschonken op basis van het getuigenis van de Doper. Het mysterieuze woord dat Hij tot Nathanaël spreekt, is voor hen allemaal dan ook de aankondiging van toekomstige wonderbare dingen: “Grotere dingen zult ge zien.” En Jezus legt in hun bijzijn een plechtige eed af: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: gij zult de hemel geopend zien en de engelen Gods zien opstijgen en nederdalen over de Mensenzoon.”
Met die naam die Jezus zichzelf geeft, maar die in onbruik geraakte vanaf de begintijd van de Kerk, identificeert Hij zich met wat de profeet Daniël schreef over de “ mensenzoon ” die uit de hemel komt om zijn vervolgd volk te redden (Dn 7, 13). Het zullen zijn leerlingen zijn die zullen zien hoe Hij onafgebroken verbonden is met God door legioenen engelen die opstijgen en neerdalen. Als het geloof van de leerlingen toen al levendig en verlicht was geweest, hadden ze tot elkaar kunnen zeggen wat de aartsvader Jacob zei toen hij een soortgelijke droom had (Gn 28, 10-17) : “ Dit is het huis van God en de poort van de hemel. ” Wanneer hebben de leerlingen dat grandioos spektakel gezien ? We weten het niet. Wat een indrukwekkend stilzwijgen !
HUN EERSTE BELONING : DE GLORIE VAN KANA
43 De kleine groep leerlingen uit Galilea, volgelingen van de Doper die overgegaan waren tot de dienst van de Messias, waagden zich in een volledig nieuw avontuur uit liefde tot Jezus, voor wie ze helemaal gewonnen waren. Toen Hij daarna naar Galilea wilde vertrekken, volgden ze Hem, temeer omdat het om een terugkeer naar hun geboortestreek ging.
2, 1 Zij wisten niet wat voor feest en welke beloning de Meester die God hen gegeven had voor hen in petto had ! In het dorp Kana werden ze uitgenodigd op een bruiloft waarop de moeder van Jezus tegenwoordig was. Wij kunnen onmogelijk zeggen met wat voor blik de leerlingen haar aanschouwden, maar Johannes, de getuige die deze prachtige herinnering oproept, sloot haar zeker onmiddellijk vol liefde in zijn hart.
3 Er kwam gebrek aan wijn toen zij aankwamen. De moeder van Jezus zegt het tegen Hem en vraagt tegelijkertijd op omfloerste wijze er iets aan te doen. “ Vrouw, wat is er tussen u en Mij ? ” Dat enigszins vreemde antwoord beduidt : “ Meest edele van alle vrouwen, heb Ik u ooit iets geweigerd ? ” Het woord “ vrouw ”, dat een zoon wel zeer zelden gebruikt om zijn moeder aan te spreken, kenmerkt hier een relatie die vol is van zoveel genade en liefde dat alle andere benamingen tekortschieten. “ Vrouw ” verwijst naar de eenheid tussen Adam, de eerste mens, en Eva, de eerste vrouw, gevormd uit zijn eigen vlees. Johannes heeft dat woord, dat getuigt van een verbluffende intimiteit, goed onthouden. De volledige draagwijdte zullen we pas later begrijpen. Persoonlijk denk ik dat onze kroongetuige op dat precieze ogenblik een even grote verering en liefde begon te koesteren voor Haar als voor Hem, alsof het om één en hetzelfde, unieke Hart ging.
4 Het vervolg is niet minder mysterieus : “ Nog is mijn uur niet gekomen ”, zegt Jezus. Toch vermoedt zijn moeder dat haar Zoon zal gehoorzamen aan haar discrete smeekbede, want ze verwittigt de dienaars : “ Doet wat Hij u zeggen zal. ” En inderdaad maakt Jezus van het water in de zes stenen kruiken die daar voor de joodse reiniging waren geplaatst een heerlijke wijn, veel beter dan de wijn voorzien voor het huwelijk die op was. De hofmeester zegt dan ook tot de bruidegom : “ Gij hebt de goede wijn tot nu bewaard. ”
Het onbegrip van de mensen wijst er ons op dat er sprake is van een mysterie. Sint-Jan legt in de kleinste details van zijn relaas een verborgen betekenis, vanuit een diepere kennis van de waarheid van Jezus. In de zes stenen kruiken voor de joodse reiniging en in de wijn waaraan gebrek kwam en die minder goed zou blijken, ziet hij even zovele tekenen van het oude Verbond dat op zijn einde loopt. Omgekeerd is het water dat geschept wordt op bevel van Jezus en door Hem in een veel betere wijn wordt veranderd, voor Johannes de belofte en het teken van een nog veel groter mirakel waarvan het uur nog niet gekomen is. Dat uur zal komen wanneer Jezus tijdens zijn bruiloftsmaal met de Kerk de wijn zal veranderen in zijn eigen Bloed, bloed van het nieuwe en eeuwige Verbond, vergoten tot uitboeting van de zonden van de wereld...
11 Zo deed Jezus zijn eerste wonder te Kana van Galilea en openbaarde Hij zijn heerlijkheid. En zijn leerlingen geloofden in Hem. Het geloof van de leerling Johannes staat zo op scherp dat het mysterie van de Mensenzoon hem meteen onthuld lijkt te worden. Ja, hij geeft toe dat de engelen stijgen en dalen boven zijn nieuwe Meester en dat de H. Geest boven Hem zweeft en zijn optreden inspireert... Ongetwijfeld vermoedt hij ook het komende mysterie van de “ Vrouw ”, gezegend en schoon boven alle andere vrouwen, die de moeder van zijn Meester is en meer dan zijn moeder : bruid van genade, zoals Isaïas het van Sion zegt, in afwachting van een nieuw moederschap waarvan de verzamelde leerlingen al een glimp opvangen. Achter deze boerenbruiloft gaat de goddelijke realiteit schuil van de Bruiloft tussen de nieuwe Adam en zijn nieuwe Eva, de Onbevlekte Maagd en universele Moeder.
HET ULTIEME GETUIGENIS VAN DE DOPER
22 De laatste episode in het leven van Johannes de Doper die de Evangelist voor ons overgeleverd heeft, speelt zich af kort na de eerste gebeurtenissen en opnieuw in Judea, waar beide Meesters, omgeven door hun leerlingen, vrome Israëlieten ontvingen die zich wilden laten dopen. Sint-Jan verhaalt dat de leerlingen van Johannes [de Doper] op een dag een geschil kregen met een Jood over godsdienstige reiniging. De bedoeling van die Jood is niet onschuldig, want uit de context blijkt duidelijk dat hij zich tegen Jezus keert. De leerlingen gaan dus naar de Doper om hem tot rechter te maken... tussen hen allemaal aan de ene kant en Jezus aan de andere kant ! Zij zeggen hun meester : “ Rabbi, Hij die met u was aan de overkant van de Jordaan en over wie gij getuigenis hebt afgelegd, zie : Hij dient het doopsel toe en ze gaan allen naar Hem. ” Maakt het succes van Jezus hen bang ?
27-30 Het verbaast ons niet dat de Doper zich in zijn antwoord zo nederig toont, zo verlangend om klein te zijn in de ogen van de mensen zoals hij in zijn eigen ogen is. Maar hij verrast ons aangenaam wanneer hij zijn messiaanse vreugde uitspreekt in magnifieke bewoordingen, rijk aan symboliek. Onze kroongetuige aanhoort dat laatste getuigenis en zal het niet vergeten : “ Niemand kan beslag op iets leggen tenzij het hem gegeven is uit de hemel. Gij zelf zijt mijn getuigen dat ik gezegd heb : ‘Niet ik ben de Christus, maar ik ben Hem vooruit gezonden.’Hij die de bruid bezit, is de bruidegom ; maar de vriend van de bruidegom, hij staat naar hem te luisteren en is al zielsverheugd als hij de stem van de bruidegom hoort. Dit is mijn vreugde en ze is volkomen. Hij moet groter, maar ik moet kleiner worden. ”
31-36 Waar eindigt het getuigenis van de Doper en begint dat van de Evangelist ? Die laatste voegt in alle geestelijke vrijheid aan de lessen van zijn eerste rabbi die van zijn tweede Meester toe : genade op genade, waarheid op waarheid... tot glorie van Jezus, die oneindig superieur is aan Johannes de Doper. Dat betekent geen verraad, vermits Jezus uit de hemel komt en niet van de aarde is. Hij spreekt de woorden van God en geeft de Geest zonder maat.
Onze bevoorrechte getuige besluit : De Vader bemint de Zoon en heeft Hem alles in handen gegeven. Wie in de Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven. Maar wie niet in de Zoon gelooft, zal het leven niet zien ; Gods gramschap blijft op hem liggen. Deze woorden zijn inderdaad niet van de Voorloper, maar van de Evangelist Johannes. Ze vormen niettemin de echo van de harde woorden, de vervloekingen zelfs, die de Doper bij de synoptici uitspreekt tegen de Joden, die kwamen om te onderzoeken, te spioneren en twisten te verwekken in plaats van boete te doen, het doopsel te vragen en zich te bekeren. Was het vanaf toen niet duidelijk dat het doopsel met water, dat de Voorloper en zijn leerlingen gaven, het teken en de voorafbeelding was van het doopsel dat Jezus weldra zou geven in de H. Geest ? Onze kroongetuige loopt op de gebeurtenissen vooruit, maar hij vergist zich niet van richting.
[wordt vervolgd]
abbé Georges de Nantes, december 1990
Hij is verrezen ! nr. 98, maart-april 2019